Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025 (FBN 2025/2)
31-01-2025 | Categorie: Literatuur
Mr. V.A.C. van den Broek en mr. drs. J.J.J. Sanders
In de Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025 zijn diverse maatregelen opgenomen om de doelmatigheid en de uitvoerbaarheid van de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet (BOR)en de doorschuifregeling voor aanmerkelijkbelangaandelen in de Wet IB 2001 (DSR) te verbeteren. In dit artikel lichten de auteurs deze maatregelen toe en gaan zij op enkele amendementen en moties die daarop betrekking hebben.
Voor het tweede jaar op rij vinden aanzienlijke wetswijzigingen plaats ten aanzien van de BOR en de DSR. De wijzigingen als onderdeel van het pakket Belastingplan 2024 in de Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024 treden voor het overgrote deel in werking per 1 januari 2025. Het gaat dan om:
- de aanpassing van de vrijstelling goingconcernwaarde bij de BOR naar 75%,
- de afschaffing van de 5% doelmatigheidsmarge bij de BOR,
- de keuzevermogen-maatregel voor de BOR en DSR,
- het afschaffen van dienstbetrekkingseis voor de DSR ten aanzien van AB-aandelen en
- het invoeren van een minimumleeftijd bij schenking voor zowel de BOR als de DSR.
De vastgoedmaatregel waarbij verhuurd vastgoed aan derden bij fictie wordt aangemerkt als beleggingsvermogen is al per 1 januari 2024 in werking getreden.
Als onderdeel van het pakket Belastingplan 2025, opgenomen in de Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025, zijn ook een aantal maatregelen aangekondigd. Hierbij maken de auteurs een onderscheid tussen enerzijds de maatregelen waarvan het moment van de inwerkingtreding bekend is en anderzijds de maatregelen waarvan de inwerkingtreding en de datum daarvan nog onzeker zijn. Van de volgende maatregelen is de inwerkingtreding bekend, welke per 1 januari 2026 in werking zullen treden:
- opnemen van een wettelijke definitie van preferente aandelen;
- versoepeling van de bezits- en de voortzettingseis in de BOR;
- aanpak van onbedoeld gebruik van de BOR op (zeer) hoge leeftijd;
- aanpak van de specifieke constructie van de bedrijfsopvolgingscarrousel;
- de wijze waarop rekening gehouden mag worden met samenhangende schulden in geval van bedrijfsmiddelen waarbij sprake is van gemengd gebruik;
- salderen van de schuld bij ter beschikking gestelde onroerende zaken.
Een belangrijke uitzondering is de inkorting van de voorzettingstermijn van vijf naar drie jaar; die geldt voor verkrijgingen vanaf 1 januari 2025.
Van de andere maatregelen is nog onduidelijk of zij in werking zullen treden omdat dit bijvoorbeeld afhankelijk is gemaakt van de uitkomst van overleg met de Europese Commissie:
- wijziging van de inwerkingtredingsdatum van ‘amendement 11’ betreffende de verruiming van de verwateringsregeling voor familiebedrijven en vergroting van de toegang tot de BOR voor kleine familiebelangen;
- beperking van de faciliteiten tot gewone aandelen met een minimaal belang van 5% van het geplaatste kapitaal;
- verder wordt door het kabinet geen uitvoering gegeven aan de eerder aangenomen motie om het ‘onderlangs schenken’ van aanmerkelijkbelangaandelen mogelijk te maken.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel FBN 2025/2.
Naar literatuur overzicht