Beoordelingskader Belastingdienst voor het begrip preferente aandelen (FBN 2024/42)
20-01-2025 | Categorie: Literatuur
Mr. drs. J.J.J. Sanders
In juli 2024 hebben de Kennisgroep aanmerkelijk belang en de Kennisgroep successiewet een standpunt gepubliceerd over de uitleg van het begrip ‘preferente aandelen’ in de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten. Voor de praktijk is het van belang om tijdig vast te stellen of een aandeel preferent is of door een bepaalde handeling preferent wordt. Voor preferente aandelen gelden de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten immers in beginsel niet, tenzij aan de verzwaarde voorwaarden wordt voldaan. Daarnaast mogen binnen de voorzettingstermijn de verkregen aandelen niet worden omgezet in preferente aandelen omdat anders de voorwaardelijke vrijstelling wordt teruggenomen.
Volgens de kennisgroepen moet hierbij conform de parlementaire geschiedenis worden aangesloten bij het spraakgebruik. Binnen dat spraakgebruik zijn voorrang en beperkte winstgerechtigdheid beide kenmerkende elementen van het begrip preferent aandeel, welke elementen ook onderling samenhangen. De kennisgroepen achten ‘voorrang’ bij de winstverdeling of liquidatie-uitkeringen primair van belang, maar is er tegelijk geen sprake van een koerswijziging. Dit wordt vervolgens uitgewerkt in een negental hoofdlijnen die samen het beoordelingskader vormen.
Voor de praktijk is het dus van belang om vast te stellen of aandelen preferent zijn of door een statutenwijziging of andere handeling preferent worden. Daarbij kunnen de volgende praktische overwegingen worden onderscheiden:
- Het vertrekpunt is of door de betreffende vennootschap meerdere aandelensoorten zijn uitgegeven. Zo niet, dan kan geen sprake zijn van preferente aandelen.
- Zonder voorrang geen preferente aandelen. Indien het aandeel zowel kenmerken heeft van een preferent aandeel als een gewoon aandeel, dient de voorrang volgens de Belastingdienst wezenlijk te zijn om tot een preferent aandeel te komen.
- Het gaat om statutaire en feitelijke voorrang. Dit betekent dat zowel bij een statutenwijziging als bij bepaalde overige handelingen moet worden gekeken of dit gevolgen heeft voor de kwalificatie van het aandeel. Beide handelingen kunnen ertoe leiden dat de eerstgenoemde aandelensoort door de Belastingdienst als preferent wordt gezien. Wel is het zo dat het ontstaan van preferentie op de statuten moet kunnen worden teruggevoerd, zoals bijvoorbeeld het feit dat er letteraandelen zijn met een eigen agioreserve waaraan de statuten preferentie toekennen.
- Als een aandeel zowel kenmerken heeft van een preferent aandeel als van een gewoon aandeel kan het vanuit fiscale overwegingen mogelijk raadzaam zijn dit aandeel op te splitsen. Zo kan worden voorkomen dat het hele aandeel wordt aangemerkt als preferent aandeel. In bepaalde gevallen waarbij het aandeel indirect wordt gehouden, kan er ook voor worden gekozen om een deel van het aandeel om te zetten in een lening, mits deze vervolgens onder de etiketteringsregels als ondernemingsvermogen wordt gezien.
- Indien aandelen volledig meedelen in de winst, zal geen sprake zijn van preferente aandelen. Het standpunt van de Belastingdienst is wel dat het hele vermogen moet meedelen, dus niet slechts het nominale aandelenkapitaal.
- De benaming van de aandelen in de statuten is niet relevant, het gaat om de aan het aandeel verbonden rechten.
De gepubliceerde hoofdlijnen geven inzicht in hoe de Belastingdienst hier tegenaan kijkt. Verder kan het raadzaam zijn om in voorkomende gevallen het vooroverleg op te zoeken. Voor de toekomst is het afwachten wat eventuele jurisprudentie gaat brengen en welke kant de wetgever opgaat met het vastleggen van een definitie.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel FBN 2024/42.
Naar literatuur overzicht