Matiging van een verrekenvordering bij echtscheiding? (FTV 2025/2)
17-01-2025 | Categorie: Literatuur
Mr. E.T.P. Merkx en mr. T.J. Backx
Het komt regelmatig voor dat bij de financiële afwikkeling van een echtscheiding blijkt dat het in de huwelijkse voorwaarden opgenomen periodiek verrekenbeding niet is nagekomen. In dat geval blijft de verplichting tot verrekening in stand en strekt deze zich uit over het saldo, ontstaan door belegging en herbelegging van hetgeen niet is verrekend. In de Visserij-beschikking uit 2001 is duidelijk gemaakt dat de continuïteit van de onderneming niet in gevaar mag komen bij voldoening van de verrekenvordering bij echtscheiding. Op 12 juli 2024 heeft de Hoge Raad in navolging hierop geoordeeld dat, afhankelijk van de omstandigheden van het geval en hetgeen de redelijkheid en billijkheid meebrengen, ook naar het privévermogen van de verrekenplichtige echtgenoot kan worden gekeken.
Wat zijn de mogelijkheden en beperkingen voor (aanstaande) echtgenoten in het kader van voornoemde uitspraken bij het opmaken van huwelijkse voorwaarden dan wel bij een echtscheidingsprocedure? In huwelijkse voorwaarden staat vaak weinig tot niets opgenomen over hoe de betaling dient plaats te vinden indien de aandelen in een onderneming onder het verrekenbeding vallen en de continuïteit van de onderneming in gevaar zou kunnen komen op het moment dat de verrekenvordering moet worden voldaan. In het artikel worden de mogelijkheden besproken waar bij het opmaken van de huwelijkse voorwaarden aandacht aan kan worden besteed, dan wel waar – indien het zover komt – tijdens een procedure een beroep op kan worden gedaan.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel FTV 2025/2.
Naar literatuur overzicht