Contractueel (quasi-)erfrecht: wat kan er al wel onder het huidige Nederlands recht? (FTV 2024/25)
27-09-2024 | Categorie: Literatuur
Mr. B.O. Kapma
Door het in Boek 4 BW opgenomen verbod om te beschikken over nog niet opengevallen nalatenschappen én onbekendheid met andere oplossingen lijken die andere oplossingen nog niet op grote belangstelling te mogen rekenen. In dit artikel onderzoekt de auteur een aantal van die andere oplossingen en kijkt hij of er rechtsfiguren zijn die onder huidig recht ook al voor meer zekerheid kunnen zorgen. Hij geeft een aantal voorbeelden hoe bindende elementen praktisch kunnen worden toegepast in de testamentenpraktijk. Naar zijn mening kunnen een aantal van die oplossingen een zinnige aanvulling zijn op de ‘gereedschapskist’ van de notariële testamentenadviseur. Nadeel is dat de bindende elementen in separate regelingen moeten worden opgenomen en dat er (vaak) ook meer financiële planning nodig is om een goed passende regeling te maken. Het maken en onderhouden van een passende regeling worden daarmee niet eenvoudiger. Testamenten die eenvoudig zijn om te maken en die lijken te beantwoorden aan de wens om kinderen meer zekerheid te geven en tegelijk de laatstlevende goed te beschermen, zoals vruchtgebruikregelingen of tweetrapsmakingen, zijn in de afwikkeling vaak ingewikkelder en leiden op termijn tot meer conflicten en onzekerheid. Goedkoop blijkt hier voor de betrokkenen op termijn vaak duurkoop.
Relatief eenvoudig in te passen in het huidige systeem lijkt een regeling als bij het ‘Gemeinschaftliches Testament’ die (als partners dat wederzijds opnemen in hun testament) bij wijzigen van het testament leiden tot mededeling aan de andere partner. Dit lijkt te beantwoorden aan een bij partners vaak bestaande wens.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel FTV 2024/25.
Naar literatuur overzicht