Standpunt Kennisgroep Successiewet betreffende vorm schenking ter zake des doods (WPNR 2024/7462)
13-06-2024 | Categorie: Literatuur
Prof. mr. F.W.J.M. Schols
Onlangs verschenen op de website van de belastingdienst twee standpunten van de Kennisgroep Successiewet betreffende onderhandse schenkingen. Het betreft standpunt ‘Schuldigerkenning bij onderhandse akte, opeisbaar bij opname verzorgingshuis’ en al iets eerder standpunt ‘Erfbelasting, verval schuld uit nalatenschap bij een schenking ter zake des doods.’ Zijn de standpunten verdedigbaar en/of verrassend en heeft de praktijk thans voldoende houvast?
Voor zover een schenking de strekking heeft dat zij pas na het overlijden van de schenker zal worden uitgevoerd, en zij niet reeds tijdens het leven van de schenker is uitgevoerd, vervalt zij met het overlijden van de schenker, tenzij de schenking door de schenker persoonlijk is aangegaan en van de schenking een notariële akte is opgemaakt. Schenkingen ter zake des doods zijn mogelijk, als deze schenkingen maar niet zien op de nalatenschap in het geheel of een evenredig deel van de nalatenschap, maar hebben wel een notarieel en persoonlijk jasje nodig. De vraag is dan van belang welke schenkingen schenkingen zijn die de strekking hebben om pas bij overlijden te werken.
Hoe meer rechten er ontstaan tijdens leven voor de begiftigde, hoe meer men juridisch en feitelijk afdrijft van het fenomeen ‘uiterste wilsbeschikking’. Schenkingsovereenkomsten die een tot na schenkers dood opschortende termijn bevatten en die onder de opschortende voorwaarde dat de begiftigde de schenker overleeft, zijn in de toelichting uitdrukkelijk genoemd als vallend onder het verval. Is er sprake van een niet-uitgevoerde schenking, dan is het vervolgens de vraag of het de bedoeling van partijen is geweest de schenking pas uit te voeren bij overlijden. De Hoge Raad onderkent de fasen die de auteur schetst niet en is van mening dat de papieren schenking niet is uitgevoerd, wanneer deze op het moment van overlijden niet is afgelost.
De Kennisgroep is van mening dat met een vangnetbepaling, waarmee ze doelen op een extra opeisingsgrond, in casu de opname in een verzorgingshuis, de strekking van de schenking op papier (uiterlijk uitvoeren bij overlijden) niet verandert. De fiscale vervolgconclusie van de Kennisgroep is in het licht van het arrest van de Hoge Raad terecht: nu niet aan het vormvereiste is voldaan, kan er geen schuld in de nalatenschap worden opgevoerd. Indien de uitspraak van de Hoge Raad uit 2011 wordt omarmd, zijn de standpunten van de Kennisgroep verdedigbaar en niet verrassend. Wellicht dat de Kennisgroep nog een standpunt kan innemen met betrekking tot de genoten rente, zodat de praktijk ook op dat vlak weet hoe de belastingdienst hierover denkt.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel WPNR 2024/7462.
Naar literatuur overzicht