Levensverzekering, gemengde polis en samengesteld gezin: de Hoge Raad snapt het. De estateplanner ook?! (FTV 2024/12)
30-04-2024 | Categorie: Literatuur
Mr. drs. J.M.H.L. Cantineau
Bij door echtgenoten gesloten levensverzekeringen spelen voor de estateplanner van oudsher drie dimensies: een niet-kruislings of kruislings gesloten polis, wel of geen verpanding dan wel partnerverklaring en het huwelijksgoederenregime. Deze dimensies zijn zowel civiel als fiscaal van belang. In dit artikel betoogt mr. drs. J.M.H.L. Cantineau (directeur productontwikkeling van Estate Planning Expert) dat er nog een vierde én een vijfde dimensie zijn: de gemengde polis en het samengestelde gezin.
Op 24 november 2023 wees de Hoge Raad een arrest over de vraag of de uitkering uit een levensverzekering van invloed is op de omvang van de nalatenschap van erflater. De tweede echtgenote van erflater en zijn kinderen uit zijn eerste huwelijk twistten hierover in het kader van een wettelijke verdeling. De Hoge Raad oordeelt van niet wanneer het een kruislings gesloten polis betreft die van de huwelijksgemeenschap is uitgesloten. Dit is in lijn met de leer van het voor zichzelf bedongen recht. De vraag die in dit artikel centraal staat, is of deze uitwerking ook conform de wensen van erflater is. Hij wilde naast ‘erfbelasting besparen’ namelijk ook ‘de (stief)kinderen gelijk behandelen’. Dit gaat echter niet (altijd) samen.
Eerst wordt de werking van niet-kruislingse en kruislingse polissen in combinatie met het huwelijksgoederenregime belicht. Om de verschillen als gevolg van de drie dimensies niet-kruislingse versus kruislingse polis, huwelijkse voorwaarden versus gemeenschap van goederen en verpanding versus partnerverklaring in hun onderlinge samenhang te verduidelijken, wordt gebruikgemaakt van een voorbeeld dat op de casus van het arrest is geënt. Bij een niet-kruislingse polis krijgt de derde-begunstigde pas na aanvaarding een zelfstandig recht op uitkering jegens de verzekeraar, dat rechtstreeks voortvloeit uit de verzekeringsovereenkomst: de ‘leer van het zelfstandig recht’. Zelfs wanneer de derde-begunstigde geen erfgenaam is, de nalatenschap verwerpt en/of afstand doet van de eventuele gemeenschap van goederen waarin hij met de verzekeringnemer-verzekerde is gehuwd, blijft zijn recht op uitkering bestaan. Vanwege de aanwijzing van een derde als begunstigde behoort het recht op uitkering niet tot het vermogen van de verzekeringnemer-verzekerde. Dit betekent onder andere dat bepalingen uit zijn testament (bijvoorbeeld een uitsluitingsclausule, tweetrapsmaking of testamentair bewind) niet op de uitkering van toepassing zijn. Omdat de premies door de verzekeringnemer-verzekerde zijn verschuldigd, kunnen bij een niet-kruislingse polis de leerstukken van quasi-legaten, legitieme portie en inkorting wel een rol spelen. Bij een kruislingse polis bedingt de verzekeringnemer op het leven van een ander als verzekerde een uitkering voor zichzelf. Bij een kruislingse polis geldt de ‘leer van het voor zichzelf bedongen recht’. De verzekeringnemer-begunstigde bezit alle rechten van de polis die direct tot zijn vermogen behoren. Daaronder valt ook het recht op uitkering, dat een voorwaardelijk recht is totdat de verzekerde overlijdt.
Daarna wordt de casus van het arrest uiteengezet. De partijen én rechterlijke instanties in deze procedure hebben diverse (al dan niet correcte) antwoorden op de vraag of de uitkering tot de gemeenschap behoort en verschillende manieren waarop zij daartoe komen. Uiteindelijk oordeelt de Hoge Raad dat de echtgenote het bij het juiste eind heeft. Volgens het hof is de levensverzekering kruislings gesloten. Omdat deze in de huwelijkse voorwaarden van de gemeenschap is uitgezonderd, valt de uitkering in het privévermogen van de echtgenote. Dit impliceert dat de uitkering niet in de nalatenschap van de erflater valt en niet van invloed is op de omvang van de vorderingen van de (stief)kinderen.
Vervolgens komen de verpanding en de partnerverklaring aan bod. Verpanding van een levensverzekering aan de bank strekt ertoe de bank zekerheid te verschaffen over de aanwending van het bedrag dat de verzekeraar uitkeert. Doordat de bank de begunstiging reeds heeft aanvaard, ontvangt zij op dat moment de uitkering uit de levensverzekering op grond van een eigen recht. Op het ondeelbaar moment van overlijden wordt alsdan de schuld aan de bank afgelost. Afhankelijk van het huwelijksgoederenregime in combinatie met een (niet-)kruislingse polis geschiedt die aflossing ten laste van het vermogen van de verzekerde (de nalatenschap wordt vergroot) dan wel ten laste van de begunstigde (er vindt subgrogatie plaats). Een partnerverklaring impliceert dat de begunstigde de bank machtigt om de uitkering namens hem te incasseren en aan te wenden voor de aflossing van de schuld. In ruil daarvoor ziet de bank af van haar aanwijzing als begunstigde-pandhouder. De oorspronkelijke begunstiging blijft dus in stand. Enig moment na het overlijden van de verzekerde wordt de uitkering door de bank namens de begunstigde geïnd en gebruikt voor de aflossing van de bankschuld. Op het moment van overlijden is deze bankschuld echter onderdeel van de nalatenschap (en de eventuele gemeenschap).
In deze casus was sprake van een gemengde polis. Overlijdt een verzekerde vóór de einddatum, dan reduceert de waarde van de spaarpolis tot € 0. De spaarpolis vervalt dan en de uitkering vindt plaats uit de betreffende (kruislingse) polis van levensverzekering. Wanneer de verzekerde op de einddatum nog in leven is, vindt de uitkering uit de spaarpolis plaats. Het opgebouwde kapitaal wordt dan gebruikt voor de aflossing van de hypotheekschuld. Het is voor de estateplanner derhalve van belang een gemengde polis te (laten) controleren en de gevolgen ervan mee te nemen in de advisering over het huwelijksgoederenregime en/of de testamenten.
In casu zijn de huwelijkse voorwaarden van de echtgenoten vóór het overlijden van erflater gewijzigd naar een gemeenschap van goederen. De kruislings gesloten levensverzekeringen bleven ‘ter besparing van erfbelasting’ daarvan uitgesloten. Tegenover het liquiditeitsvoordeel bij het eerste overlijden staat het nadeel van (wellicht) meer heffing bij het tweede overlijden. Erflater had daarnaast de wens om de (stief)kinderen gelijk te behandelen. Het gelijk behandelen van de (stief)kinderen over twee overlijdens bezien kan via de testamenten van de echtgenoten op verschillende manieren gebeuren. In alle gevallen staat of valt de vervulling van die wens met de omvang van de nalatenschap van de eerststervende. Zoals in het artikel uiteengezet, wordt die omvang ook bepaald door het wel of niet uitvoering geven aan de wens erfbelasting te besparen waardoor de uitkering uit de kruislingse polis wel of niet aan de nalatenschap ten goede komt. In casu moéten de vier (stief)kinderen in beide nalatenschappen betrokken worden om uiteindelijk tot hun gelijke behandeling te komen, want het grootste deel van het totale vermogen van de echtgenoten vererft bij het tweede overlijden. Om te voorkomen dat zijn kinderen een kleiner deel van het totale vermogen krijgen, heeft erflater in zijn testament een ‘strafbepaling’ opgenomen. Via een ontbindende voorwaarde moet voorkomen worden dat de echtgenote meer vermogen laat toekomen aan haar kinderen dan aan de kinderen van erflater. Deze ontbindende voorwaarde zorgt echter voor (nog) gecompliceerde(re) verhoudingen tussen de echtgenote, haar kinderen en de kinderen van erflater. Nu de kinderen van erflater de echtgenote voor de rechter hebben gedaagd, is het natuurlijk de vraag of zij thans nog worden betrokken in haar testament en toekomstige nalatenschap.
Naar mijn mening is de essentie van het arrest gelegen in de vierde dimensie: de gemengde polis die ook tijdens leven tot uitkering kan komen én de vijfde dimensie: de familieverhoudingen bij een samengesteld gezin. In geval van die dimensies komt de vraag op wat belangrijker is: (wellicht) erfbelasting besparen (bij het eerste overlijden) óf de (stief)kinderen gelijk behandelen? Polis, huwelijksgoederenregime, testamenten én onderlinge familieverhoudingen grijpen ineen en moeten op elkaar worden afgestemd.
Gelet op hun gescheiden vermogens kunnen overigens voor samenwoners het beschrevene voor niet-kruislingse polissen en het beschrevene voor kruislingse polissen in combinatie met huwelijkse voorwaarden worden toegepast. Bij niet-kruislingse polissen is er wel een extra aandachtpunt. Onder de standaardbegunstiging van ‘de echtgenoot’ valt namelijk niet de samenwonende partner. Conclusie: een estateplanner heeft áltijd de polissen van levensverzekeringen in het dossier en bespreekt de gevolgen daarvan met zijn cliënten. Zonder kennisname van de inhoud van die polissen kan van een goede advisering geen sprake zijn. Sterker nog: het kan juist tot ongewenste uitkomsten leiden!
- Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel FTV 2024/12;
- Onze directeur productontwikkeling Jessica Cantineau geeft via Estate Planning College regelmatig cursus over dit onderwerp. Wilt u weten wat de verschillende uitwerkingen van kruislings en niet-kruislings gesloten polissen (inclusief verpanding en partnerverklaring) bij huwelijkse voorwaarden en gemeenschap van goederen zijn? Kijk dan in onze Opleidingskalender.
Naar literatuur overzicht