Over het fideï-commis en de schenking ter zake des doods (WPNR 2024/7456)
29-04-2024 | Categorie: Literatuur
Mr. D.C. van Beelen
In de praktijk komt het voor dat een schenking in de vorm van een schuldigerkenning wordt gedaan onder een fideï-commissaire voorwaarde. Met een dergelijke voorwaarde kan bijvoorbeeld worden bepaald dat de schenking eerst zal toekomen aan de begiftigde (de bezwaarde) en bij diens overlijden aan de kinderen van die begiftigde (de verwachters). De verwachters zijn niet altijd partij bij de akte waarin de bezwaarde de schenking aanvaardt. In dat geval zullen de verwachters de schenking op een later moment – doorgaans zodra de bezwaarde overlijdt en daardoor de fideï-commissaire voorwaarde wordt vervuld – alsnog aanvaarden. Wanneer die schenking ter zake des doods is gedaan, dat wil zeggen dat de schenking de strekking heeft om na het overlijden van de schenker te worden uitgevoerd, kan evenwel de vraag worden gesteld of de verwachters die schenking nog wel kunnen aanvaarden na het overlijden van de schenker.
Dit artikel behandelt die vraag. Daartoe wordt allereerst toegelicht aan welke voorwaarden een schenking ter zake des doods moet voldoen om niet bij het overlijden van de schenker te vervallen. Daarbij zal aan de hand van wetsgeschiedenis in het bijzonder de aandacht worden gevestigd op de voorwaarde dat de schenking tijdens het leven van de schenker notarieel aanvaard moet zijn. Vervolgens wordt aandacht besteed aan de fideï-commissaire schenking – en de toepassing daarvan bij een schenking ter zake des doods. Aansluitend wordt beschreven voor welke schenkingsvarianten de constateringen in dit artikel van belang kunnen zijn. Vervolgens wordt stilgestaan bij eventuele conversie van een ten tijde van het overlijden van de schenker nog niet notarieel aanvaard schenkingsaanbod ter zake des doods.
Een schenking ter zake des doods kan niet worden aanvaard na het overlijden van de schenker. De eis dat de schenking persoonlijk is aangegaan, brengt immers mede dat de schenking tijdens het leven van de schenker jegens hem is aanvaard. Wanneer een schenking ter zake des doods is gedaan onder zogenoemde fideï-commissaire voorwaarden, treedt een samenloop op die niet in de wet of parlementaire geschiedenis is voorzien. Omdat de fideï-commissaire schenking een species is van de voorwaardelijke schenking, dient zowel de schenking aan de bezwaarde als aan de verwachter afzonderlijk te voldoen aan de vereisten van art. 7:177 lid 1 BW. Dit betekent dat een verwachter de schenking niet alsnog kan aanvaarden na het overlijden van de schenker. Het karakter van het fideï-commis verzet zich niet tegen voorgaande conclusie, omdat niet iedere fideï-commissaire schenking ook ter zake des doods is gedaan. Bepalend is of de schenking al bij het aangaan de strekking had om na het overlijden van de schenker te worden uitgevoerd. Het gaat er daarom om of bedoeld was dat de schenking aan de betreffende verwachter pas na het overlijden van de schenker effect zal sorteren. Tot slot zij opgemerkt dat – ook al kan een schenking ter zake des doods niet als zodanig worden aanvaard – niet uitgesloten is dat een ten tijde van het overlijden van de schenker niet aanvaard notarieel schenkingsaanbod ter zake des doods door conversie na het overlijden van de schenker effect zou kunnen hebben als legaat. Hoewel er in de wetsgeschiedenis aanknopingspunten te vinden zijn voor conversie, zijn daarbij ook kanttekeningen te plaatsen. Dit laatste staat daarom open voor nadere analyse.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel WPNR 2024/7456.
Naar literatuur overzicht