De buitensporige last in de erfbelasting (WPNR 2024/7450)
01-04-2024 | Categorie: Literatuur
Prof. mr. dr. A.E. de Leeuw
Belastingheffing kan gezien worden als een vorm van regulering van eigendom: door middel van belastingheffing ontneemt de Staat een stukje eigendom aan gerechtigden en wendt dit vervolgens aan in het algemeen belang. De mogelijkheden voor de overheid om middels belastingheffing een inbreuk te maken op het eigendomsrecht van belastingplichtigen is echter niet onbeperkt: artikel 1 EP EVRM geeft hier een kader voor. Er doet zich onder meer een te grote inbreuk op het eigendomsrecht voor, indien in een specifiek geval sprake is van een individuele en buitensporige last. In dit artikel bespreekt de auteur een drietal uitspraken die betrekking hebben op de erfbelasting en de vraag wanneer in de context van die heffing van een individuele en buitensporige last sprake kan zijn.
Hoewel in specifieke gevallen een beroep op artikel 1 EP EVRM en de aanwezigheid van een individuele en buitensporige last soelaas biedt, zal in de meeste gevallen de hoofdregel van toepassing blijven: met gebeurtenissen die zich voordoen na het overlijden van de erflater wordt geen rekening gehouden. Deze uitkomst kan onrechtvaardig aanvoelen. Men moet evenwel bedenken dat dit principe twee kanten opgaat: indien de erfenis bestaat uit effecten die in de week na overlijden van de erflater in waarde verdubbelen, blijft de aanslag erfbelasting gebaseerd op de koers per datum van overlijden. Er zullen vermoedelijk weinig erfgenamen zijn die in die situatie van mening zijn dat zij voor een hogere waarde aangeslagen moeten worden.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel WPNR 2024/7450.
Naar literatuur overzicht