De wijzigingen van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten gewikt en gewogen (WPNR 2024/7448)
01-04-2024 | Categorie: Literatuur
L.I. Ehrencron en prof. mr. I.F.J.A. Vijfeijken
De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd per 1 januari 2010 liggen onder vuur. Het gaat om de vrijstellingen in de Successiewet (BOR) en de doorschuiffaciliteit in de aanmerkelijkbelangregeling (DSR). Met name de vrijstellingen in de Successiewet zijn voorwerp van kritiek. Niet alleen wetenschappers zetten vraagtekens bij nut en noodzaak van de regelingen, ook onderzoeken van het Ministerie van Financiën en het CPB komen tot het oordeel dat de faciliteiten weliswaar doeltreffend zijn, maar niet doelmatig. Omdat de gelden die met de BOR zijn gemoeid bij een heel kleine groep terechtkomen zouden de BOR de vermogensongelijkheid verder vergroten binnen de opvolgende generatie. Naar aanleiding van deze kritiek heeft het kabinet in de Voorjaarsnota wijzigingen van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten aangekondigd die vervolgens voor een deel zijn vormgegeven in het wetsvoorstel ‘aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024’. In dit artikel bespreken de auteurs deze (voorgestelde) wijzigingen in het licht van doel en strekking van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten.
Met de onderzoeken in de hand komt de staatssecretaris eind 2023 met een aantal maatregelen die het etiket ‘versobering’ nauwelijks waard zijn. Het aanmerken van verhuurd vastgoed als beleggingsvermogen is geen verrassing en voor de praktijk ook niet erg ingrijpend, omdat in de meeste rechterlijke uitspraken over verhuurd vastgoed is geoordeeld dat sprake is van beleggingsvermogen en niet van ondernemingsvermogen. Het vervallen van de dienstbetrekkingseis en de doelmatigheidsmarge mag nauwelijks een versobering worden genoemd. Over de onzin van deze eisen bestaat al langer eensgezindheid. Dan de verlaging van het vrijstellingspercentage: de praktijk bereidde zich voor op een drastische vermindering, nu in de Bouwstenennotitie 25% werd genoemd en dit percentage ook werd voorgesteld in het initiatiefwetsvoorstel van de leden Maatoug, Van der Lee en Nijboer. De voorgestelde verlaging naar 70% viel daartegenover alles mee. Maar de familiebedrijven lieten het er niet bij zitten en wisten Kamerleden Van Dijk en Erkens ertoe te bewegen om een amendement in te dienen om het percentage met slechts 8 procentpunten te verlagen. De Tweede Kamer was blijkbaar overtuigd van de noodzaak want het amendement is aangenomen. Van de verlaging van de vrijstelling van 83% naar 75% zal geen ondernemer wakker liggen. Temeer nu de 100% vrijstelling wordt verhoogd naar € 1,5 miljoen. Tevens worden belangen kleiner dan 5% ook gefacilieerd als sprake is van een familiebedrijf en vervalt de ondergrens voor verwaterde belangen. Het laat zich echter moeilijk denken dat de vererving of schenking van een dergelijk klein pakket leidt tot liquiditeitsproblemen bij de vennootschap, waardoor er banen op de tocht komen te staan. Ter dekking van deze maatregelen wordt de vrijstelling groen beleggen in box 3 afgeschaft. Er gebeurt precies dat waarvoor de Raad van State waarschuwt: de BOR heeft voor een relatief kleine groep gebruikers een groot financieel belang. De weerstand uit die groep tegen versobering is groot, terwijl een bredere groep niet-gebruikers zich niet laat horen en zij hiervoor uiteindelijk de rekening betalen, doordat zij in dit specifieke geval de vrijstelling voor groen beleggen verliezen.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel WPNR 2024/7448.
Naar literatuur overzicht