De waarschuwingsplicht van de notaris bij huwelijkse voorwaarden en de doorwerking daarvan in de relatie tussen echtgenoten (FTV 2024/8)
18-04-2024 | Categorie: Literatuur
Mr. dr. P.J. van der Korst
De Hoge Raad heeft in zijn beschikking van 2 februari 20241 noten gekraakt over de waarschuwingsplicht van de notaris bij het aangaan en wijzigen van huwelijkse voorwaarden. In deze uitspraak valt direct op dat de betrokken notarissen zelf niet procespartij zijn. Het gaat om een echtscheidingsprocedure waarin de vrouw vernietiging vordert van een aantal ingrijpende wijzigingen van de huwelijkse voorwaarden. De waarschuwingsplicht van de notaris omvat de verplichting voor de notaris om zich ervan te vergewissen dat beide partijen die gevolgen begrijpen. De waarschuwingsplicht wint aan gewicht naarmate die gevolgen voor een partij of beide partijen nadeliger of riskanter zijn.
In deze procedure heeft de vrouw aangevoerd dat wijzigingen in de huwelijkse voorwaarden in maart 2009 en juni 2016 voor haar ernstig nadelig waren. Zij zou geen aanspraak meer hebben op verrekening van overgespaarde inkomsten (waaronder de winst uit onderneming) en evenmin op pensioenverevening; zij nam wel de verplichting op zich om bij echtscheiding te delen in een mogelijk negatief privévermogen van de man. Zij heeft in dat verband aangevoerd dat de betrokken notarissen haar niet of onvoldoende hebben voorgelicht over de gevolgen van deze akten. De Hoge Raad gaat in deze beschikking in op zowel de waarschuwingsplicht van de notarissen als de vraag of de man er – mede gezien de betrokkenheid van de notarissen – op mocht vertrouwen dat de vrouw daadwerkelijk instemde met de wijzigingen. De Hoge Raad oordeelt dat het hof hetzij moet onderzoeken of de notarissen specifiek aan hun waarschuwingsplicht hebben voldaan, hetzij moet motiveren waarom de notarissen aan die plicht hebben voldaan.
De vraag of de notarissen al dan niet hebben voldaan aan hun waarschuwingsplicht tegenover de vrouw werkt door in de rechtsrelatie tussen de voormalig echtelieden. De man heeft aangevoerd dat de manier waarop de notarissen zich hebben gekweten van hun (wettelijke) taak nauwelijks ruimte liet voor het beroep van de vrouw op oneigenlijke dwaling, dat wil zeggen haar stelling dat zij onvoldoende was voorgelicht over de gevolgen van de wijzigingen en dat daarom haar wil niet in overeenstemming zou zijn geweest met haar verklaring. De Hoge Raad oordeelt dat de manier waarop de notarissen zich hebben gekweten van hun taak wel degelijk ruimte kan laten voor een beroep op oneigenlijke dwaling door de vrouw.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de waarschuwingsplicht van notarissen als sprake is van huwelijkse voorwaarden die voor een van de echtelieden nadelig of riskant zijn. De overwegingen van de Hoge Raad wijzen erop dat in scherpe gevallen een notaris mogelijk zelfs ministerie moet weigeren als de benadeelde partij een ongeïnteresseerde houding aanneemt of aangeeft geen behoefte te hebben aan voorlichting door de notaris.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel FTV 2024/8.
Naar literatuur overzicht