Trilogie fiscaal huwelijksvermogensrecht; rood, wit, blauw (FTV 2024/5)
18-04-2024 | Categorie: Literatuur
Mr. T.C. Hoogwout
Met het op 16 februari 2024 gepubliceerde arrest van de Hoge Raad over de breukdelengemeenschap is de trilogie van het fiscaal huwelijksvermogensrecht gevormd, met als eerdere delen het opheffen van de huwelijksvoorwaarde en het aangaan van de algemene gemeenschap van goederen in 1959 respectievelijk 1971, dat vervolgd werd met het aangaan van de beperkte gemeenschap van goederen in 2021. Ook in het onderhavige arrest vormt de fictief erfrechtelijke verkrijging van art. 12 SW of het leerstuk van fraus legis geen beletsel voor het kort voor overlijden opmaken van de huwelijkse voorwaarden. Ten slotte kwam in het onderhavige arrest aan de orde dat geen sprake is van een fictieve erfrechtelijke verkrijging op grond van art. 11 lid 4 SW voor het deel waarvoor de langstlevende al gerechtigd was voor het overlijden van de erflater.
De Hoge Raad heeft zijn oordeel uit 1959, 1971 en 2021 eveneens van toepassing geacht op het aangaan van een huwelijksgoederengemeenschap met afwijkende breukdelen en daarmee is sprake van een bestendige gedragslijn. Ook bij het aangaan van een huwelijksgoederengemeenschap met afwijkende breukdelen is geen sprake van een voltooide waardeverschuiving. Gezien de jurisprudentie is in het geval van een affectieve relatie met behulp van het huwelijksvermogensrecht een optimale flexibele fiscale planning mogelijk. Slechts gelegenheidsrelaties, zoals ééndagsvliegen vinden het leerstuk van fraus legis op hun weg. Estate planning binnen het huwelijksvermogensrecht wordt slechts met fraus legis bestreden als het op het moment van aangaan van de huwelijkse voorwaarden zo goed als zeker is dat de echtgenoot die daardoor voor het kleinste deel wordt gerechtigd tot het gemeenschappelijk vermogen, eerder zal overlijden dan de andere echtgenoot en dat daardoor de vermogensverschuiving van de ene echtgenoot naar de andere zich zal voltrekken. De stel- en bewijsplicht die hierbij wordt opgelegd aan de inspecteur is volgens de auteur schier onmogelijk. De wetgever kan het wetsvoorstel uit de ‘Overige fiscale maatregelen 2018’ afstoffen en weer indienen of daarentegen een algehele vrijstelling voor fiscale partners in de schenk- en erfbelasting invoeren. Vooralsnog heeft de estateplanningspraktijk een nieuw instrument! En dat geldt eveneens voor de echtscheidingspraktijk in het geval de legitieme aanspraken van de kinderen uit een vorige relatie moeten worden beperkt. Bij het aangaan van een huwelijksgoederengemeenschap met afwijkende breukdelen is immers geen sprake van een gift, zodat met de onvoltooide vermogensverschuiving geen rekening wordt gehouden voor de bepaling van de legitieme massa.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel FTV 2024/5.
Naar literatuur overzicht