Schenkbelasting en ontbinding van een schenking met wederzijds goedvinden (FBN 2024/4)
18-04-2024 | Categorie: Literatuur
Mr. R.D. de Jong
In 2023 heeft rechtbank Zeeland-West-Brabant in twee zaken uitspraak gedaan waarin partijen met wederzijds goedvinden een schenkingsovereenkomst hebben ontbonden. In de ene zaak gaat het over de vraag of de begiftigde de destijds betaalde schenkbelasting mag terugkrijgen en in de andere zaak gaat het over de vraag of na de ontbinding een hernieuwd beroep op de eerder toegepaste eenmalig verhoogde schenkingsvrijstelling mogelijk is. In deze bijdrage komt aan bod wat de gevolgen zijn van een ontbinding met wederzijds goedvinden voor de heffing van schenkbelasting.
Gedane zaken nemen geen keer zegt men, maar een gedane schenking kan nog op diverse manieren worden teruggedraaid. Als een schenkingsovereenkomst is aangegaan onder een ontbindende voorwaarde, leidt het in vervulling gaan van deze voorwaarde ertoe dat de schenkingsovereenkomst wordt ontbonden. In beginsel heeft vervulling van de ontbindende voorwaarde goederenrechtelijke werking, waardoor het geschonkene van rechtswege terugkeert in het vermogen van de schenker (zakelijke werking; geen terugwerkende kracht), tenzij partijen hiervan afwijken. In dat geval kan sprake zijn van een voorwaardelijke verbintenis en leidt vervulling van de ontbindende voorwaarde ertoe dat een ongedaanmakingsverplichting ontstaat voor de begiftigde. Verder kan bij een schenking door de schenker een recht van herroeping worden bedongen. In de literatuur bestaat geen consensus over de vraag hoe een recht op herroeping bij een herroepelijke schenking moet worden gekwalificeerd, maar uit standpunten van de kennisgroep van de Belastingdienst blijkt zij dat het recht op herroeping aanmerken als een (bijzondere vorm van een) ontbindende voorwaarde én als een wilsrecht dat door de schenker kan worden uitgeoefend. Ook als sprake is van een onvoorwaardelijke schenking kan de schenkingsovereenkomst na het aangaan ervan onder omstandigheden nog worden teruggedraaid, indien er een wettelijke grondslag bestaat voor ontbinding of vernietiging van de schenkingsovereenkomst.
Het is denkbaar dat een schenking onherroepelijk en onvoorwaardelijk is gedaan en dat voorts geen sprake is van een grond voor ontbinding of vernietiging, maar partijen het wel met elkaar eens zijn dat zij de schenking willen terugdraaien. Ontbinding met wederzijds goedvinden geen wettelijke grondslag. Als bij een ontbinding met wederzijds goedvinden ook contractuele bepalingen ontbreken die invulling geven aan de rechtsgevolgen van de ontbinding, zal het dus niet duidelijk zijn of op basis van die ontbinding een ongedaanmakingsverplichting ontstaat voor wat betreft de reeds uitgevoerde verbintenissen die voortvloeien uit de rechtsverhouding tussen de schenker en begiftigde. Bovendien kan men zich afvragen of een schenkingsovereenkomst, die is geëindigd door voldoening van alle verbintenissen die eruit zijn voortgesproten, überhaupt nog kan worden ontbonden. Dat in ogenschouw nemend, kan ook de stelling worden ingenomen dat het terugdraaien van een uitgevoerde schenking met wederzijds goedvinden in feite een nieuwe verbintenisscheppende eenzijdige overeenkomst is, op basis waarvan de oorspronkelijke begiftigde zich verplicht het eerder geschonken bedrag te betalen aan de oorspronkelijke schenker. Het risico bestaat dat een dergelijke niet op een herroepelijkheidsclausule gebaseerde ontbinding op zichzelf weer een schenking vormt.
Met het ontbreken van wettelijke bepalingen over de rechtsgevolgen van een ontbinding met wederzijds goedvinden van een (al dan niet reeds uitgevoerde) schenkingsovereenkomst, is het ook minder eenvoudig te bepalen wat de fiscale gevolgen zijn van een dergelijke rechtshandeling. Zo kan men voor de vraag komen te staan of een begiftigde, die door een ontbinding met wederzijds goedvinden zich heeft verplicht het geschonken bedrag terug te betalen, een beroep kan doen op teruggaaf van de eerder geheven schenkbelasting. Zonder een op de wet berustend terugvorderingsrecht zou de ontbinding geen recht moeten geven op vermindering van de schenkbelasting zoals bedoeld in art. 53 lid 1 SW.
Een tweede kwestie die kan opkomen na ontbinding van een schenkingsovereenkomst met wederzijds goedvinden is of een op de schenking toegepaste eenmalig verhoogde schenkingsvrijstelling is opgebruikt of kan herleven. Met betrekking tot het herleven van de eenmalig verhoogde schenkingsvrijstelling (of een hernieuwd beroep erop bij een tweede schenking) zijn in het verleden meerdere uitlatingen gedaan door de staatssecretaris van Financiën en de Belastingdienst. Al deze uitlatingen gaan over een schenking die herroepelijk of onder ontbindende voorwaarde is gedaan. De belastingplichtige wordt tegemoetgekomen, omdat een redelijke wetstoepassing met zich meebrengt dat als feitelijk geen gebruik is gemaakt van de eenmalig verhoogde schenkingsvrijstelling, een hernieuwd beroep op de eenmalige verhoogde schenkvrijstelling mogelijk is. Bij een ruime interpretatie aan het begunstigend beleid van de Belastingdienst wordt voorbij gegaan aan de verschillen tussen een ontbinding met wederzijds goedvinden en een ontbindende voorwaarde of herroeping.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel FBN 2024/4.
Naar literatuur overzicht