De berekening van het fictieve vruchtgebruik bij een variabele rente over een niet-opeisbare vordering in de Successiewet: hoe moeilijk kun je het maken? (FTV 2024/3)
08-02-2024 | Categorie: Literatuur
Mr. dr. R.E. Brinkman
In dit artikel behandelt de auteur de vraag hoe het fictieve vruchtgebruik berekend moet worden als een vordering die krachtens erfrecht is ontstaan een variabele rente draagt gedurende de niet-opeisbaarheid van de vordering. Een voorbeeld van zo’n variabele rente is de wettelijke verhoging bij een wettelijke verdeling op grond waarvan de langstlevende over de uit de wettelijke verdeling voortvloeiende geldsom een rente verschuldigd is die overeenkomt met de wettelijke rente voor zover deze hoger is dan zes. Bij de berekening wordt telkens uitsluitend de hoofdsom in aanmerking genomen. Een soortgelijke bepaling geldt ook voor de gevallen waarin een legitieme portie niet opeisbaar is. Ook is denkbaar dat de erflater in zijn testament, op grond waarvan iemand een niet-opeisbare vordering krijgt, heeft opgenomen dat gedurende de niet-opeisbaarheid van de vordering de rente variabel is. Dit kan bijvoorbeeld door deze te koppelen aan de wettelijke rente, aan een indexcijfer, aan de rente op een spaarrekening bij een bepaalde bank gedurende bedoelde looptijd of aan de rente over een hypotheekschuld bij een bepaalde bank gedurende bedoelde looptijd. De auteur in dit artikel steeds uit van een voorbeeld waarin een kind een vordering op de langstlevende krijgt (uit de wettelijke verdeling, legitieme portie, quasi-wettelijke verdeling of legaat) die (pas) opeisbaar is bij het overlijden van de langstlevende.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel FTV 2024/3.
Naar literatuur overzicht