Ge(s)laagde erfrechtelijke vertegenwoordiging (WPNR 2024/7444)
08-02-2024 | Categorie: Literatuur
Prof. mr. dr. B.M.E.M. Schols
De vraag of de aan de vooravond van de invoering van ons gemoderniseerde erfrecht gedane voorspelling ‘Gouden tijden voor de executeur-testamentair’ waarheid werd is volgens de auteur thans retorisch te noemen. Al is het maar door het sterke vermoeden dat er bijna geen testamenten meer gemaakt worden zonder executeur. Dit hangt samen met de maatschappelijke bewustheid van het belang van de bescherming van een erfgenaam tegen schuldeisers van de overledene door middel van het fenomeen ‘beneficiaire aanvaarding’. De burger wil immers zoveel mogelijk autonoom handelen bij de afwikkeling van een nalatenschap. Wat is er geworden van de filosofie van de executeur als ‘erfrechtelijke verbintenis’. Deze manifesteert zich in de rechtsfiguren: opdracht/lastgeving (intern), volmacht (extern), en wel in de vorm van aansluiting zoeken bij een diepere, buiten het erfrecht gelegen laag, maar ook bij de grondstof van het zwaardere testamentair bewind.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel WPNR 2024/7444.
Naar literatuur overzicht