De beperkte gemeenschap van goederen: het lot van voorhuwelijkse verkrijgingen, waaronder met name die krachtens erfrecht en gift (FTV 2023/38)
20-12-2023 | Categorie: Literatuur
Mr. dr. R.E. Brinkman
Tijdens de parlementaire behandeling van de nieuwe beperkte gemeenschap van goederen werd eerst uitgegaan van een eenvoudig criterium voor de vraag of sprake was van een goed dat of schuld die in de gemeenschap viel: goederen en schulden die voor de aanvang van de gemeenschap waren verkregen (dus ook aandelen in goederen en gemeenschappelijke schulden) vielen buiten de gemeenschap (en bleven dus tot het privévermogen behoren van de echtgenoot die gerechtigd was tot het goed respectievelijk schuldenaar was van de schuld); goederen en schulden die vanaf de aanvang van de gemeenschap waren verkregen vielen in de gemeenschap. Dat eenvoudige criterium werd, wat de auteur betreft helaas en met oneigenlijke argumenten, verlaten voor het huidige ambigue stelsel waarin sommige goederen en schulden van voor de aanvang van de huwelijksgemeenschap wel en andere goederen en schulden van voor de aanvang van de huwelijksgemeenschap niet in de huwelijksgemeenschap vallen. Dat maakt de analyse van wat wel en niet tot de huwelijksgemeenschap behoort er niet makkelijker op. Hoe dat ook zij, de praktijk zal zijn weg moeten vinden in dergelijke vraagstukken. Hoewel hierover geprocedeerd kan en gaat worden, dient ook bedacht te worden dat de onzekerheid over de uitkomst tussen partijen ruimte laat om een vaststellingsovereenkomst te sluiten en naar een gewenste uitkomst te zoeken, waarin recht wordt gedaan aan beider belangen. Dat hoeft zowel in de echtscheidingspraktijk als in de estateplanningspraktijk niet steeds een nadeel te zijn.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel FTV 2023/38.
Naar literatuur overzicht