Het legaat onder voorwaarde of tijdsbepaling in de vereffening: lang leve het legaat? (WPNR 2023/7413)
25-07-2023 | Categorie: Literatuur
Mr. dr. R.E. Brinkman en mr. J.M. van Anken
In dit artikel wordt een aantal varianten van langstlevende testamenten onder de loep genomen, met het oog op de vraag of de betreffende constructie vereffeningsproof is. De auteurs vragen zich bij het toepassen van legaten in dergelijke testamenten namelijk af of de wetgever goed (genoeg) heeft nagedacht over enerzijds de overeenkomstige toepassing van art. 130 en 131 Fw en anderzijds over de vereffeningsprocedure van Boek 4 BW. Op grond van die bepalingen kunnen verbintenissen onder een opschortende tijdsbepaling of voorwaarde worden omgezet in (contante) geldvorderingen, die vervolgens op de uitdelingslijst kunnen prijken. De vraag rijst of, als wordt gedacht in geld(legaten) in plaats van goederen, de constructie van het langstlevende testament wel stand houdt in een vereffening.
De vereffening lijkt bij een niet-opeisbaar of voorwaardelijk legaat roet in het eten te (kunnen) gooien. Het lijkt zeer gewenst om de langstlevende bescherming te kunnen bieden tegen ‘voorwaardelijke of uitgestelde legatarissen’. Wellicht heeft de wetgever zich bij het opstellen van de vereffeningsbepalingen iets te veel laten leiden door de faillissementsprocedure, waarin bijna altijd een negatieve boedel speelt. Met name bij positieve nalatenschappen waarin de erflater één van bedoelde testamenten heeft gemaakt, lijkt de oplossing (directe uitkering aan de legataris) erger dan de kwaal (ongelijke behandeling van schuldeisers).
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel WPNR 2023/7413.
Naar literatuur overzicht