De erfrechtelijke positie van het stiefkind en het quasi-stiefkind (I) (WPNR 2023/7411)
25-07-2023 | Categorie: Literatuur
Mr. E.M.J.M.C. van Wijk-Verhagen en J.J. Keizer LLM
De term stiefkind komt in Boek 4 BW dertien keer voor. Hieronder wordt vanuit de erflater bezien verstaan ‘een kind van de echtgenoot of geregistreerde partner van de erflater, van welk kind de erflater niet zelf ouder is’. De tweede volzin vervolgt met de regel dat zodanig kind stiefkind blijft, indien het huwelijk of het geregistreerd partnerschap is geëindigd. Ook de aanverwantschap tussen de erflater/stiefouder en het stiefkind eindigt daardoor niet – anders dan in het successierecht.
Dit betekent in het kader van de wettelijke verdeling dat de nieuwe echtgenoot of geregistreerde partner van de langstlevende stiefouder kan worden geconfronteerd met een kind waarvan noch zijn/haar overleden partner (de langstlevende stiefouder) ouder was noch hij/zij zelf is. In de parlementaire geschiedenis bij de invoering van Boek 4 BW is niets terug te vinden over het toekennen van deze andere wettelijke rechten aan het stiefkind in het bijzonder. Voorts wordt de verhouding tussen stiefkinderen en legitimarissen geregeld voor het geval bevoordelingen (makingen of giften) aan stiefkinderen een inbreuk maken op de legitieme porties van de legitimarissen. Het blijft een karige positie.
De positie van het quasi-stiefkind, waaronder wordt verstaan ‘een kind van de andere levensgezel van de erflater, van welk kind de erflater niet zelf ouder is', is zelfs vergelijkbaar met die van een willekeurige derde. De karige positie van het stiefkind en het ontbreken van een positie in Boek 4 BW voor het quasi-stiefkind staan in schraal contrast met de werkelijkheid; nieuwe samengestelde gezinnen zijn vandaag de dag allesbehalve een unicum.
Aan het stiefkind komt niet automatisch een erfrechtelijke positie toe. Een eventuele wens van de erflater/stiefouder tot gelijke behandeling van zijn/haar eigen kinderen en stiefkinderen wordt wel gefaciliteerd door de wetgever. De regelingen laten evenwel te wensen over; de wettekst en de toelichting daarop is niet steeds duidelijk. Wat ook een belangrijke rol speelt, is dat echtgenoten die beiden kinderen uit een eerder huwelijk hebben niet kunnen bewerkstelligen dat zij volledige zekerheid hebben dat de wederzijdse stiefkinderen verkrijger zullen zijn uit beiden nalatenschappen.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel WPNR 2023/7411.
Naar literatuur overzicht