Het lot van een vergoedingsrecht bij besteding van de betreffende gelden aan de kosten der huishouding (JBN 2023/33)
25-07-2023 | Categorie: Literatuur
Prof. mr. W.G. Huijgen
Het hier te bespreken arrest gaat met name in op de verhouding tussen vergoedingsrechten van een echtgenoot en de draagplicht voor de kosten der huishouding. Het arrest laat zien dat aan een echtgenoot niet in alle gevallen een vergoedingsrecht toekomt waar dat op het eerste gezicht wel het geval lijkt te zijn. Daarmee verduidelijkt dit arrest de verhouding tussen vergoedingsrechten en de draagplicht voor de kosten der huishouding.
Door met de geërfde privégelden gemeenschapsschulden te voldoen kwam de vrouw in beginsel een vergoedingsrecht (reprise) toe. In casu is door de vrouw met haar privégelden uit erfenis niet een ‘gewone’ gemeenschapsschuld – zoals bijvoorbeeld een gemeenschappelijke hypotheekschuld – voldaan, maar kosten der huishouding. De Hoge Raad merkt in dat verband op dat de regeling inzake de draagplicht voor de kosten der huishouding in beginsel los staat van de problematiek van de vergoedingsrechten. Dat zal met name het geval zijn indien de kosten der huishouding voldaan worden uit het gemeenschappelijke inkomen of het gemeenschappelijke vermogen. Het kan eveneens het geval zijn indien met privévermogen kosten der huishouding worden voldaan terwijl er voldoende gemeenschappelijk inkomen casu quo vermogen was. In een dergelijk geval zou naar de mening van de auteur de echtgenoot wiens privévermogen is aangewend om kosten van de huishouding te voldoen wel een vergoedingsrecht toekomen. Er bestaat een gerede kans dit vergoedingsrecht sneller dan volgens de verjaringsregels die tussen gehuwden gelden (art. 3:320 en 3:321 BW) ou kunnen ‘uitdoven’.
De crux van deze zaak ligt hem in het feit dat er in casu een gehoudenheid, ofwel een verbintenis, bestond voor de vrouw om het grootste deel van de door haar onder een privéclausule geërfde gelden ter beschikking te stellen voor de voldoening van de huishoudelijke gemeenschapsschulden. Bij dit laatste was essentieel dat het hof eerder had vastgesteld dat de vrouw met haar vorenbedoelde privévermogen uit erfenis 'naar evenredigheid heeft bijgedragen aan de kosten van de huishouding toen er onvoldoende inkomsten waren'. Kortom, de vrouw heeft voldaan aan haar – subsidiaire – draagplicht ten laste van haar privévermogen en daarom komt haar nu geen vergoedingsrecht toe.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel JBN 2023/33.
Naar literatuur overzicht