Afrekenen alsof men in de algehele gemeenschap van goederen is gehuwd? (JBN 2023/27)
25-07-2023 | Categorie: Literatuur
Prof. mr. W.G. Huijgen
Op 7 oktober 2022 heeft de Hoge Raad een voor de praktijk belangrijk arrest gewezen over de uitleg van een finaal verrekenbeding. In de kern komt de rechtsvraag erop neer of de echtgenoten die een ruim geformuleerd finaal verrekenbeding waren aangegaan – afrekenen alsof de algehele gemeenschap van goederen tussen hen had bestaan – slechts regels over de omvang van de wettelijke gemeenschap op het oog hadden of ook de mogelijkheid van het bestaan van vergoedingsrechten.
De Hoge Raad oordeelt in dit arrest dat vorenbedoelde vraag niet in algemene zin kan worden beantwoord maar een vraag van uitleg is die van geval tot geval is voorbehouden aan de feitenrechter. Het zal duidelijk zijn dat hier een taak voor het notariaat ligt om zoveel mogelijk duidelijkheid te scheppen – en daarmee de rechtszekerheid te dienen – door in finale verrekenbedingen in huwelijkse voorwaarden niet alleen duidelijk aan te geven naar de omvang van welke gemeenschap zal worden afgerekend – de oude ‘algehele gemeenschap’ of de sinds 2018 geldende beperkte gemeenschap dan wel nog andere varianten van enigerlei uitdrukkelijk te omschrijven gemeenschap – maar ook aan te geven of de echtgenoten mede de vergoedingsrechten van overeenkomstige toepassing achten op hun finale afrekening krachtens de huwelijkse voorwaarden. Het gaat dan niet slechts om de reprisevorderingen maar ook de récompense-vorderingen. Erfrechtelijke verkrijgingen en giften worden op grond van de regels inzake verrekenbedingen in beginsel niet in de verrekening betrokken, tenzij partijen in de huwelijkse voorwaarden anders overeenkomen. Deze laatstbedoelde contractsvrijheid van de echtgenoten vindt zijn grens in een door de erflater of schenker gemaakte uitsluitingsclausule.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel JBN 2023/27.
Naar literatuur overzicht