Kennisgroepstandpunten over schenk- en erfbelasting (FBN 2023/29)
25-07-2023 | Categorie: Literatuur
Redactie FBN
De Kennisgroep Successiewet van de Belastingdienst heeft sinds april 2023 een aanzienlijk aantal standpunten gepubliceerd over de toepassing van diverse artikelen van de Successiewet. Een selectie daarvan is hieronder opgenomen. Ook is een standpunt van de kennisgroep Formeel recht opgenomen over de fiscale gevolgen van de intrekking van de ANBI-status met terugwerkende kracht. De standpunten zijn voorzien van commentaar door de redactie.
Volgens de jurisprudentie wordt een gift geheel toegerekend aan de degene die daarbij partij is. Dat de echtelieden in gemeenschap van goederen waren gehuwd en de gift daardoor uiteindelijk ten laste van beiden is gekomen, maakt niet dat de gift mede door de andere echtgenoot is gedaan. Volgens de Belastingdienst wordt de schenking slechts toegerekend aan de handelende echtgenoot, met uitzondering van de situatie dat de schenking plaatsvindt binnen 180 dagen voor het overlijden van één van de echtgenoten die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd. Het is echter niet goed denkbaar dat het begrip schenking voor de 180-dagenregeling economisch zou moeten worden ingevuld en toerekening aan beide echtgenoten zou moeten plaatsvinden.
De volgende vraag die gesteld wordt, is of de verplichte waardering, zonder rekening te houden met de leegwaarderatio, van toepassing is bij een wettelijke verdeling als tot de nalatenschap een woning behoort die aan het kind wordt verhuurd. Aangezien de langstlevende echtgenoot de verhuurde woning verkrijgt, is de leegwaarderatio wel van toepassing. De clou in dezen is dat de leegwaarderatio doorwerkt in de waardering van de vorderingen van de kinderen. Voor ‘ouderlijke boedelverdeling’ kan met betrekking tot deze rechtsregel ook ‘wettelijke verdeling’ worden gelezen. Bij een quasi-wettelijke verdeling ontstaat bij het overlijden een onverdeeldheid omdat de wettelijke verdeling in de uiterste wil buiten toepassing is verklaard, de verplichte waardering zonder rekening te houden met de leegwaarderatio geldt dan wel voor het erfdeel van het kind.
De vraag is opgekomen of sprake is van een schenking over en weer als een APV met meerdere inbrengers vermogensbestanddelen uitkeert aan de inbrengers, naar de verhouding waarin zij vermogen in het APV hebben ingebracht. De kennisgroep beantwoordt deze vraag ontkennend. Het maakt daarbij geen verschil of het APV-vermogen in de loop van de tijd van aard is gewijzigd.
De vraag of de vruchtgebruikfictie van de genoten rentetermijnen van toepassing blijft op een direct opeisbare renteloze lening die de ouder heeft verstrekt aan zijn kind en daarna heeft overgedragen aan een BV waarvan hij grootaandeelhouder is, wordt door de kennisgroep bevestigend beantwoord.
Er is geen sprake van een schenking als een stichting haar rechtsvorm heeft omgezet in een BV en de rechter de bij de omzetting ontstane vermogensklem op een later moment op verzoek van deze rechtspersoon opheft, mits er geen personen zijn die concreet afdwingbare rechten hebben op de voormalige stichting en instemmen met het verlies daarvan. Het opheffen van de vermogensklem is namelijk geen handeling waardoor een rechtspersoon – als de rechter met het verzoek instemt – verarmt.
De bona fide begiftigde, die de gift ontvangt van en ANBI, kan op basis van de vermelding in het ANBI-register ten tijde van de gift een beroep doen op toepassing van de vrijstelling schenkbelasting. Voor een beroep op die vrijstelling is voorts nodig dat de uitkering door de ANBI geheel of nagenoeg geheel het karakter heeft van te zijn geschied in het algemeen belang.
Wanneer vormt het betalen van de studiekosten van een kind door de ouders een schenking? Volgens de kennisgroep moet voor het antwoord op de vraag onderscheid worden gemaakt tussen: kinderen jonger dan 21 jaar en kinderen ouder dan 21 jaar. Voor de beantwoording van de vraag kan ook gewezen worden op hetgeen de staatssecretaris van Financiën heeft geantwoord in de Nota naar aanleiding van het verslag van het Belastingplan 2019 (Kamerstukken II 2018/19, nr. 13, p. 70-71).
Aan de Belastingdienst is de vraag voorgelegd of een kind opnieuw een beroep kan doen op de eenmalig verhoogde schenkingsvrijstelling als een eerdere schenking waarbij een beroep is gedaan op de eenmalig verhoogde vrijstelling wordt ontbonden door een herroepingsclausule. De Kennisgroep Successiewet heeft deze vraag bevestigend beantwoord.
Leidt de inkoop van niet-kwalificerende preferente aandelen tot de aanvang van een nieuwe bezitsperiode als de aandeelhouders zowel gewone aandelen als niet-kwalificerende preferente aandelen bezitten? De inkoop van deze aandelen leidt niet tot een verschuiving in de subjectieve gerechtigdheid tot het ondernemingsvermogen. Hierdoor vangt geen nieuwe bezitsperiode aan voor de houders van de gewone aandelen. Dit geldt zowel bij directe als bij indirecte verhoudingen.
Voor de BOR is het nodig dat ondernemingsvermogen wordt verkregen. Daarvan kan ook sprake zijn bij een verdeling. Als een echtgenoot bij de verdeling van een huwelijksgoederengemeenschap – waartoe ondernemingsvermogen hoort – uit vrijgevigheid afziet van een onderbedelingsvordering of genoegen neemt met een lagere onderbedelingsvordering, verkrijgt de andere echtgenoot (mede) ondernemingsvermogen. Dan kan die laatste echtgenoot een beroep op de BOR doen. Het verschil tussen hetgeen waar de onderbedeelde echtgenoot recht op had en de onderbedelingsvordering, vormt de gift. De overbedeelde echtgenoot kan een beroep doen op de BOR voor het gedeelte van de gift dat naar evenredigheid kan worden toegerekend aan het ondernemingsvermogen. Bij de verdeling van een huwelijksgoederengemeenschap met een passende compensatie in de vorm van een onderbedelingsvordering, waarna de onderbedeelde echtgenoot de overbedelingschuld gedeeltelijk kwijtscheldt, is het object van schenking de kwijtschelding. Omdat er geen ondernemingsvermogen wordt verkregen, is de BOR niet van toepassing tenzij de kwijtschelding 90% of meer van de onderbedelingsvordering betreft en plaatsvindt op de dag van de verdeling.
Leidt de omvorming van indirecte gewone aandelen in indirecte soortaandelen (zoals tracking stocks, tot aanvang van een nieuwe bezitstermijn c.q. strijd met het voortzettingsvereiste van de bedrijfsopvolgingsregeling SW? Nee, mits de toerekening(sbalans) niet wijzigt door de omvorming van de indirect gehouden aandelen. Als door de omvorming de toerekening wel wijzigt, vangt er bij een toename deels een nieuwe bezitstermijn aan c.q. levert een afname deels strijd op met het voortzettingsvereiste.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel FBN 2023/29.
Naar literatuur overzicht