Fiscale gevolgen van de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap (FTV 2023/5)
01-04-2023 | Categorie: Literatuur
Dr. J.H.M. Arts
In dit artikel gaat de auteur in op enkele fiscale gevolgen van de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap, die sinds 1 januari 2023 van kracht is geworden. Er wordt aandacht geschonken aan enkele bijzondere situaties waarin door de invoering van antimisbruikregelingen in de vennootschapsbelasting de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap van toepassing kan zijn, zoals wanneer bij een omgekeerd hybride lichaam een aanmerkelijk belang bestaat. Het laat zien dat de ene antimisbruikregeling toepassing van een geheel andere antimisbruikregeling kan meebrengen, waarop men niet onmiddellijk bedacht is. Ook gaat de autuer in op de belastingeffecten van de Wet excessief lenen bij eigen vennootschap. Waren deze bij de indiening van het wetsvoorstel al aanzienlijk, door de voorstellen in het Belastingplan 2023 met betrekking tot de heffing in box 2 en box 3 en de voorstellen in de Overbruggingswet box 3 naar aanleiding van het Kerstarrest van de Hoge Raad, is het belastingeffect van een fictief regulier voordeel nog eens verzwaard. Het versterkt het preventieve effect van de wet. Ten slotte is nog de wenselijkheid van de wet behandeld. De auteur heeft daarbij een voorstel gedaan voor de invoering van een tegenbewijsregeling in plaats van de huidige regeling van het fictief regulier voordeel. In de door hem voorgestelde tegenbewijsregeling worden schulden van een aanmerkelijkbelanghouder aan zijn vennootschap boven een bepaald bedrag geacht onttrekkingen te zijn zodat het bovenmatige deel, behoudens tegenbewijs, als winstuitdeling kan worden belast.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel FTV 2023/5.
Naar literatuur overzicht