Derdenbescherming van de verklaring van erfrecht, in het bijzonder bij de overdracht van registergoederen (WPNR 2022/7393)
28-12-2022 | Categorie: Literatuur
Mr. A.G. de Gruiter-Koopmans
Wanneer iemand overlijdt breekt voor de familie een onrustige tijd aan met soms onverwachte wendingen, die tevens gevolgen kunnen hebben voor de afwikkeling van de nalatenschap. De notaris kan met een spoedige afgifte van de verklaring van erfrecht al voor wat rust zorgen. In dit document staat vermeld wie naar het oordeel van de notaris de erfgenamen of beheersfunctionarissen (executeur, bewindvoerder of wettelijke vereffenaar) zijn, zodat zij zich als beschikkingsbevoegden over de nalatenschap tegenover derden kunnen legitimeren. Daarnaast beschermt de verklaring de verkrijger van een goed uit de nalatenschap tegen de onbevoegdheid van degene die in de verklaring als beschikkingsbevoegd staat vermeld. Hierdoor kan een derde er zonder nader onderzoek op afgaan. Dit tezamen maakt van de verklaring van erfrecht een praktisch rechtsinstrument. Maar wat zijn de rechtsgevolgen als achteraf blijkt dat de in de verklaring vermelde erfgenaam of functionaris toch niet bevoegd was om het huis over te dragen?
De verkrijger is dan aangewezen op een beschermingsbepaling wil de overdracht kunnen worden gered. Een beroep op art. 4:187 lid 1 BW is naar de mening van de auteur dan de aangewezen weg. Dit artikel biedt de verkrijger een ruime bescherming. Echter, door de redactie van het artikel zou men ook de gedachte kunnen aanhangen dat art. 4:187 lid 1 BW alleen de goede trouw van art. 3:88 lid 1 BW invult en dat daarnaast ook aan de andere voorwaarde van art. 3:88 lid 1 BW moet zijn voldaan. In deze optiek zal de verkrijger meestal niet worden beschermd: immers de onbevoegdheid van de erfgenaam/vervreemder vloeit niet vaak voort uit de ongeldigheid van een vroegere overdracht. Daarnaast is art. 4:187 lid 3 BW in 2015 gewijzigd en aangepast aan de ruime derdenbescherming die de Europese Erfrechtverklaring verstrekt, waardoor art. 4:187 lid 1 BW in Europees opzicht een vreemde eend in de bijt is geworden. Dit is een onwenselijk resultaat.
Concluderend: uit het oogpunt van rechtszekerheid en gezien het belang van de verklaring van erfrecht in het rechtsverkeer dient art. 4:187 lid 1 BW te worden herzien.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel WPNR 2022/7393.
Naar literatuur overzicht