Ontwikkelingen op het gebied van de quasi-legaten van art. 4:126 lid 2 BW (FTV 2022/34)
01-12-2022 | Categorie: Literatuur
Prof. mr. J.W.A. Biemans
Het afgelopen jaar zijn voor de praktijk twee belangrijke uitspraken gewezen over quasi-legaten. Quasi-legaten zijn schenkingen of giften die de strekking hebben dat zij pas na het overlijden van de schenker of gever worden uitgevoerd, en niet reeds tijdens het leven van de schenker of gever zijn uitgevoerd. Indien sprake is van een quasi-legaat telt deze schuld niet mee bij de berekening van de legitieme portie en komt deze schuld (tezamen met legaten) in rangorde ná de andere schulden van de nalatenschap.
In de eerste uitspraak stond de vraag centraal of de uitvoering van een ‘alsof-verrekenbeding’ in de partnerschapsvoorwaarden kwalificeert als een quasi-legaat. Indien dat het geval is wordt met deze schuld bij de berekening van de legitieme portie geen rekening gehouden. In de tweede uitspraak ging het eveneens om de vraag of een vordering op de nalatenschap uit hoofde van huwelijkse voorwaarden moet worden aangemerkt als een quasi-legaat. In dit geval ging het om een andersoortig beding. In beide gevallen waren de quasi-legaten, het finale verrekenbeding en de omzettingsbepaling, mede opgenomen ter verzorging van de langstlevende. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een quasi-legaat biedt de verzorgingsgedachte de ontvanger geen bescherming, zulks in tegenstelling tot een begunstiging bij sommenverzekering. Voor de erflater die zijn partner verzorgd wil achterlaten, lijkt dit quasi-legaat daarmee een veiligere route dan de andere twee genoemde quasi-legaten.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel FTV 2022/34.
Naar literatuur overzicht