De WOZ-waarde: bij kwijtschelding van nagenoeg gehele koopsom en legaat tegen inbreng van waarde in het economische verkeer (WPNR 2022/7387)
24-10-2022 | Categorie: Literatuur
Prof. mr. I.J.F.A. van Vijfeijken
Wat is de omvang van de gift als de (zakelijke) koopsom van een verkochte woning afwijkt van de WOZ-waarde van het pand? Wat is de omvang van de gift wanneer een pand voor een te lage waarde wordt verkocht en de WOZ-waarde van het pand afwijkt van de werkelijke waarde? Op 15 juni 2022 heeft de Staatssecretaris een besluit doen uitgaan over deze problematiek. De auteur gaat kort in op beide figuren en op de standpunten van de Staatssecretaris. De uitleg in het besluit biedt rechtszekerheid en sluit aan bij de stand van de jurisprudentie. Alleen als de koopsom (nagenoeg) geheel wordt kwijtgescholden wordt het pand geacht te zijn geschonken en geldt de WOZ-waarde. De auteur meent echter dat de WOZ-waarde niet zou moeten gelden als een pand wordt geschonken. De vaststelling van de waarde in het economische verkeer dient sowieso plaats te vinden voor de heffing van overdrachtsbelasting, dus het waarderingsvoorschrift van de WOZ-waarde lost voor die figuur geen probleem op. Tevens zou enkel het kwijtgescholden bedrag als gift moeten worden aangemerkt, omdat ook in dit geval geen sprake is van een waarderingsprobleem.
In het besluit wordt ook ingegaan op de situatie dat een pand tot de nalatenschap behoort en dit pand vervolgens tegen inbreng van een andere waarde dan de WOZ-waarde wordt gelegateerd, conform de jurisprudentie van de Hoge Raad. De Hoge Raad is hiermee de verkeerde weg op gegaan. Daarom zou de wetgever hier moeten ingrijpen en moeten bepalen dat de waarderingsvoorschriften enkel gelden voor degenen die het betreffende vermogensbestanddeel krachtens erfrecht verkrijgen (de erfgenaam en de legataris) en niet voor de daarmee samenhangende vorderingen en schulden. Bij de verkrijging van een pand krachtens erfrecht kan het waarderingsvoorschrift van de WOZ-waarde wel een oplossing bieden, omdat niet altijd de waarde in het economische verkeer hoeft te worden bepaald (denk aan de figuur dat er slechts een erfgenaam is). Het risico van dit waarderingsvoorschrift zou moeten liggen bij degene die het pand verkrijgt. Dat betekent dat het waarderingsvoorschrift niet zou moeten gelden voor vorderingen en schulden die zijn terug te voeren op het pand.
Voor beide door de auteur gedane aanbevelingen is een wetswijziging noodzakelijk.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel WPNR 2022/7387.
Naar literatuur overzicht