Aandacht voor de positie van het biologische kind in de Successiewet (FTV 2022/17)
24-07-2022 | Categorie: Literatuur
Mr. F.A.M. Schoenmaker
Onlangs heeft hof Arnhem-Leeuwarden een opvallende uitspraak gedaan over de erfbelasting. Het hof oordeelde dat een kind dat uitsluitend in biologische zin afstamt van een erflater ook recht heeft op toepassing van het tarief en de vrijstelling die gelden voor kinderen die in civielrechtelijke zin afstammen van de erflater. Hoewel er grote vragentekens zijn te plaatsen bij de motivering van de uitspraak, is de uitkomst mogelijk wel verdedigbaar als deze tegen het licht wordt gehouden van de maatschappelijke ontwikkelingen en de internationale mensenrechtenverdragen waarbij – in tegenstelling tot vroeger – meer waarde wordt gehecht aan de positie van kinderen. Daarom een oproep aan de wetgever om te beoordelen of de Successiewet die van oudsher uitgaat van de familierechtelijke betrekkingen op dit punt aan herziening toe is.
Gelet op zowel de maatschappelijke ontwikkelingen die de staatscommissie heeft beschreven in haar rapport als de genoemde mensenrechtenverdragen waarin groot belang wordt toegekend aan de rechten van een kind, is het volgens de auteur belangrijk dat de wetgever zich beraadt over de vraag of ook een biologisch kind in aanmerking zou moeten komen voor het kindtarief en de kindvrijstelling en zo ja of daaraan bepaalde voorwaarden moeten worden gesteld zoals bijvoorbeeld de aanwezigheid van ‘family life’ en/of de aanwezigheid van een DNA-test waaruit blijkt dat er een biologische band bestaat. Gelukkig is in het rapport Vereenvoudiging belastingstelsel, Bouwstenen voor een beter belastingstelsel de onderhavige problematiek reeds geconstateerd. Er wordt onder meer voorgesteld om het begrip ‘kind’ en het begrip ‘ouders’ in de Successiewet eenduidig te definiëren, maar hoe deze begrippen zullen worden ingevuld wordt niet genoemd. In dat verband komt het misschien goed uit dat de Tweede Kamer op 21 juni 2022 een motie heeft aangenomen. De Tweede Kamer heeft de regering meermaals gevraagd om invoering van het juridisch meerouderschap. In de motie is voorgesteld om een werkgroep aan te stellen die onder meer de doorwerking daarvan in alle relevante wet- en regelgeving nauwkeurig uiteenzet en een plan en planning opstelt voor implementatie, en de conclusies hiervan voor de zomer van 2023 met de Kamer te delen. Nu heeft de staatssecretaris van Financiën enkele jaren geleden een rapportage uitgebracht waarin in hoofdlijnen de fiscale gevolgen – waaronder de schenk- en erfbelasting – van het juridische meerouderschap zijn beschreven, maar daarin is uitsluitend uitgegaan van de situatie waarbij tussen het kind en de (meer)ouders een familierechtelijke betrekking bestaat. Hopelijk draagt de onderhavige fiscale procedure bij aan een verdere gedachtenvorming waarbij tevens aandacht bestaat voor de positie van een biologisch kind dat niet in een familierechtelijke betrekking staat tot de erflater of schenker.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel FTV 2022/17.
Naar literatuur overzicht