De heffing van erfbelasting na de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap (FTV 2022/14)
24-07-2022 | Categorie: Literatuur
Mr. T.C. Hoogwout
Recentelijk heeft de Hoge Raad arrest gewezen over de heffing van de erfbelasting na de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap. De gerechtelijke vaststelling van het ouderschap biedt de mogelijkheid een familierechtelijke band tussen een kind en zijn verwekker tot stand te brengen. De vaststelling van het ouderschap werkt terug tot het moment van de geboorte van het kind. Als die vaststelling plaatsvindt na het overlijden van de verwekker is het kind hierdoor wettelijk erfgenaam van de verwekker. Dit betekent dat het kind als erfgenaam medegerechtigd in de nalatenschap van de verwekker kan zijn of zelfs als enige hierin gerechtigd is. In het geval de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap pas na verloop van enige jaren plaatsvindt, komt de vraag op of een navorderingsaanslag erfbelasting kan worden opgelegd aan de nieuw opgekomen erfgenaam en welke grondslag en waardering hiervoor gelden. In dit artikel worden eerst de civielrechtelijke gevolgen van de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap besproken en daarna het arrest van 29 april 2022 met commentaar.
Uit de jurisprudentie volgt dat voor het kind de weg om een juridische band met zijn biologische vader te krijgen niet altijd over rozen gaat. Het kind kan de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap verzoeken, zonder beperkingen in tijd. Nadat de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, is het kind erfgenaam en kan het de afgifte van de nalatenschap vorderen. Heeft de verwekker in zijn testament het kind impliciet of expliciet onterfd, dan kan het kind binnen de vervaltermijn van vijf jaar na het overlijden van de verwerker zich beroepen op zijn legitieme portie. Na verloop van die periode vervalt deze bevoegdheid. Het kan dus verstandig zijn tegelijkertijd met het verzoek tot de gerechtelijke vaststelling een beroep op de legitieme portie te doen. Gezien het recente arrest van de Hoge Raad gelden op de verkrijging van het kind niet de tarieven en vrijstelling van de erfbelasting van het jaar waarin de erflater is overleden, maar van het jaar dat de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap in kracht van gewijsde is gegaan. Onduidelijk is binnen welke termijn een verzoek tot vermindering van de aanslag van de eerder opgekomen erfgenamen moet worden ingediend. Moet een dergelijk verzoek op grond van het Besluit Fiscaal Bestuursrecht binnen vijf jaar na het overlijden van de erflater zijn ingediend, of kan de inspecteur het verzoek ook buiten deze termijn honoreren? Een termijn van vijf jaar is veel te kort en de wetgever zou in de Successiewet moeten regelen dat voor het indienen van het verzoek tot vermindering geen beperking in tijd geldt.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel FTV 2022/14.
Naar literatuur overzicht