Bewind bij een making of gift met een (tegen)prestatie (KWEP 2022/9)
01-07-2022 | Categorie: Literatuur
Mr. dr. R.E. Brinkman
Erflaters en schenkers stellen regelmatig een bewind in over hetgeen zij nalaten respectievelijk schenken. Wat opvalt is dat de wetgever geen beperkingen oplegt aan de erflater die testamentaire makingen maakt waarbij de erfgenaam of legataris verplicht is om een (tegen)prestatie te verrichten, terwijl de wetgever wel een beperking oplegt aan de schenker die een gift met tegenprestatie wil verrichten. Uit art. 7:187 lid 1 BW vloeit weliswaar voort dat, als de begiftigde in verband met de gift gehouden is een tegenprestatie te verrichten, de bepalingen van titel 7.3 van overeenkomstige toepassing zijn (op grond van art. 7:186 lid 1 BW), maar daarvan wordt uitgezonderd art. 7:182 BW. Het uitgezonderde art. 7:182 lid 1 BW regelt dat bij een aanbod tot schenking dat schriftelijk wordt gedaan, kan worden bepaald dat het geschonkene onder bewind zal staan. Art. 7:187 lid 1 BW heeft dus tot gevolg dat bij een gift met tegenprestatie geen bewind op het betreffende goed of voordeel kan rusten. Dat bevreemdt, omdat in het erfrecht een dergelijke beperking niet lijkt te gelden. Daarbij dient ook in acht te worden genomen dat de heersende leer het mogelijk acht dat bij bewind zaaksvervanging ook van toepassing is (en een goed dus tot het bewindvermogen moet worden gerekend) als de tegenprestatie bij de verkrijging van een goed voor meer dan de helft ten laste komt van het bewindvermogen.
De kernvraag is of art. 7:187 lid 1 BW als een omissie van de wetgever moet worden beschouwd, als de tegenprestatie bij de gift minder is dan de helft van de waarde van het goed dat bij de gift betrokken is. De auteur denkt dat dat inderdaad het geval is. Het eerste gedeelte van art. 7:187 lid 1 BW zou zijns inziens dan ook zo gelezen moeten worden dat art. 7:182 BW (bewind) alleen uitgesloten wordt als de begiftigde een goed van de schenker verkrijgt en de tegenprestatie bij de verkrijging van dit goed ten minste gelijk is aan de helft van de waarde van dat goed. In andere gevallen (namelijk als de tegenprestatie kleiner is dan de helft van de waarde van het goed) is het zijns inziens wel mogelijk om het over te dragen goed onder bewind te stellen. Overigens kan het probleem in de praktijk gemakkelijk omzeild worden door eerst onder bewind te schenken en dan het goed over te dragen tegen betaling van (onder meer) het geschonkene, omdat de heersende leer uitgaat van zaaksvervanging als de tegenprestatie bij de verkrijging van een goed voor meer dan de helft ten laste komt van het bewindvermogen.
Wanneer u een abonnement heeft op KWEP via Kluwer Navigator, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel KWEP 2022/9.
Naar literatuur overzicht