Actualiteiten bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Deel 3: de voortzettingseis (WPNR 2021/7344)
31-10-2021 | Categorie: Literatuur
Mr. dr. M.J. Hoogeveen en mr. M.L. Neve
Om de BOR in de Successiewet te kunnen toepassen, moet aan verschillende voorwaarden worden voldoen. Kort gezegd moet de schenker/erflater vijf respectievelijk een jaar ondernemer zijn geweest (bezitseis), moet de verkrijger een materiële onderneming verkrijgen en moet de verkrijger de verkregen onderneming vijf jaar voortzetten. In dit artikel staat de voortzettingseis centraal. De rechter heeft zich de afgelopen tijd een aantal malen over de werking van de voortzettingseis uitgesproken. In de bijlage bij het antwoord op het WOB-verzoek van 23 juli 2018 staan enkele standpunten van de Belastingdienst op dit punt. In dit artikel analyseren en evalueren de auteurs of de jurisprudentie en de bedoelde standpunten passen binnen de wet en of zij in overeenstemming zijn met doel en strekking van de BOR en de voortzettingseis in het bijzonder. Daartoe geven zij eerst het theoretische kader en gaan zij in op de bedoeling van de wetgever. Vervolgens bespreken de auteurs de gevolgen voor de voortzettingseis in geval van verhuur van een onderneming, verlettering van aandelen, het aangaan van een samenwerkingsverband en een faillissement binnen de voortzettingsperiode.
De BOR wordt voorwaardelijk verleend en wordt definitief als de verkrijger de verkregen onderneming (in het lichaam) ten minste vijf jaren voortzet. Een wijziging van de juridische huls waarin de onderneming wordt gedreven, is onder voorwaarden mogelijk. Deze voorwaarden zijn naar de mening van de auteurs strenger dan nodig gezien het beoogde doel van de BOR en de voortzettingseis. De voortzettingseis sluit in beginsel aan bij de begrippen staking en vervreemding in de Wet IB 2001. Afwijkingen hiervan zijn mogelijk indien de ratio van de BOR dat rechtvaardigt. De voortzettingseis moet waarborgen dat alleen reële bedrijfsopvolgingen worden gefacilieerd. De wetgever verstaat daaronder dat de oorspronkelijke onderneming moet worden voortgezet. Een wijziging van de activiteiten is binnen de huidige doelstelling van de BOR dus niet mogelijk ook al zou dat een economisch rationele beslissing zijn. Het al dan niet voldoen aan een voortzettingstermijn an sich maakt overigens niet dat de bedrijfsopvolging meer of minder reëel wordt. Veeleer is de intentie en de wil van de overdrager en de voortzetter van belang. Een voortzettingstermijn lijkt echter niet te kunnen worden gemist vanwege het grote financiële belang dat met de BOR gepaard gaat.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel WPNR 2021/7344.
Naar literatuur overzicht