Actualiteiten bedrijfsopvolgingsfaciliteiten Deel 1: de ondernemingseis (WPNR 2021/7339)
30-09-2021 | Categorie: Literatuur
Mr. dr. M.J. Hoogeveen en mr. M.L. Neve
De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten houden de gemoederen flink bezig. Zowel in het dagelijkse werk van de beroepsbeoefenaar, in de literatuur als in de rechtspraak komen de faciliteiten veelvuldig aan bod. In 2018 verscheen ook een nieuw verzamelbesluit over het aanmerkelijk belang, waarin op diverse plaatsen aandacht wordt besteed aan de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten. Ook heeft de staatssecretaris in 2018 een antwoord gepubliceerd op een Wob-verzoek over de uitvoeringspraktijk bij de Belastingdienst met betrekking tot de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten voor de schenk- en erfbelasting. Alle reden voor een analyse en evaluatie van een stand van zaken. Hierbij zullen de auteurs met name de aspecten rondom de objectieve onderneming aan de orde stellen. Zij onderzoeken of de jurisprudentie en de standpunten van de Belastingdienst passen binnen de wet en in overeenstemming zijn met doel en strekking van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten. Daartoe geven zij eerst een overzicht van de faciliteiten en de ratio daarvan. Voor het overige handelt dit artikel over de materiële ondernemingseis en enkele daarmee samenhangende aspecten.
Een juiste kwalificatie tot onderneming of beleggingsactiviteit en de omvang van het ondernemingsvermogen zijn wezenlijk omdat daarmee recht wordt gedaan aan de bedoeling van de wetgever om reële bedrijfsopvolgingen te faciliëren. In de praktijk blijkt deze kwalificatie niet altijd even eenvoudig te maken, zeker niet als het vermogen behoort tot een lichaam. Anders dan bij een IB-onderneming het geval is, is eerst bij de schenking of vererving van de aandelen in een lichaam het onderscheid tussen ondernemen en beleggen van belang.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel WPNR 2021/7339.
Naar literatuur overzicht