De uitzonderingen van artikel 4:60 BW (WPNR 2021/7331)
01-07-2021 | Categorie: Literatuur
Mr. H.J. de Jonge
In dit artikel wordt art. 4:60 BW aan een nadere beschouwing onderworpen. Deze bepaling geeft enkele uitzonderingen op het bevoordelingsverbod van art. 4:62 lid 1 juncto 4:58 en 4:59 BW. Art. 4:60 sub a BW noemt enkele (objectiveerbare) randvoorwaarden, maar de invulling van deze voorwaarden is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De testateur en daarmee de notaris heeft, bij het opstellen van een uiterste wilsbeschikking, baat bij duidelijkheid over de toepassing van art. 4:60 BW. Bij de boedelafwikkeling is - onder meer om procedures te voorkomen - rechtszekerheid eveneens wenselijk.
Art. 4:60 BW geeft de mogelijkheid om onaantastbaar te testeren ten voordele van enkele uitgesloten personen. Op deze manier kan recht worden gedaan aan erflaters laatste wil. Kiest hij voor het opnemen van een legaat strekkende tot vergelding van bewezen diensten, dan is het wenselijk te bepalen dat het betreffende legaat tot vergelding van bewezen diensten strekt. De wet en rechtspraak geven ruimte bij het bepalen van de omvang van het legaat. Verschenen rechtspraak geeft een denkrichting hoe de omvang van een dergelijk legaat vastgesteld kan worden. In een concreet geval lijkt het de auteur wenselijk dat de notaris (in zijn dossier) vastlegt hoe de omvang van het legaat is vastgesteld.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel WPNR 2021/7331.
Naar literatuur overzicht