Evaluatie van de Wet BETS: gewenste bescherming of onbereikbaar ideaal? (FTV 2021/11)
30-04-2021 | Categorie: Literatuur
Mr. H.J. de Jonge
Vijf jaar geleden is de Wet bescherming erfgenamen tegen schulden in werking getreden. Deze wet wordt ook wel de Wet BETS genoemd. Mede aan de hand van de jurisprudentie die is gepubliceerd over de Wet BETS, heet de auteur enkele punten op een rij gezet die zijns inziens meegenomen zouden kunnen worden in de ‘informele’ evaluatie door de minister. Centraal staat hierbij de vraag of art. 4:194a BW in de rechtspraktijk leidt tot de beoogde bescherming bij onverwachte schulden. Deze bepaling beoogt een erfgenaam die na zuivere aanvaarding bekend wordt met een schuld van de nalatenschap die hij niet kende en ook niet behoorde te kennen, te beschermen. De crux van het artikel zit in de eis dat de erfgenaam de schuld niet kende en niet hoefde te kennen. Van een erfgenaam wordt verwacht dat hij onderzoek doet. De reikwijdte van deze onderzoeksplicht is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Uit rechtspraak blijkt dat toepassing van de uitzonderingsclausule in de praktijk vaak wordt afgewezen. Art. 4:194a BW leidt in een beperkt aantal gevallen dan ook maar tot gewenste bescherming bij onverwachte schulden. De meeste schulden die voor erfgenamen verrassend opduiken, hadden zij behoren te kennen. Door deze objectivering (‘behoren te kennen’), is het vangnet dat art. 4:194a BW biedt beperkt. Beneficiaire aanvaarding blijft dan ook het advies!
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel FTV 2021/11.
Naar literatuur overzicht