Beschouwingen over het fideï-commis naar aanleiding van een bijzondere uitspraak – een vervolg naar aanleiding van het arrest in hoger beroep (FTV 2021/8)
10-03-2021 | Categorie: Literatuur
Mr. dr. R.E. Brinkman
Op 23 mei 2018 deed de rechtbank Amsterdam een opmerkelijke uitspraak inzake een fideï-commis de residuo. In hoger beroep wees het hof Amsterdam op 23 juni 2020 arrest, dat (nog) niet is gepubliceerd. De uitspraak werd aan de auteur gezonden. De auteur gaat in op de uitspraak van het hof. De casus wordt gestileerd weergegeven, waarna de belangrijkste rechtsoverwegingen van de rechtbank en het oordeel van het hof worden geparafraseerd.
Het hof heeft naar de mening van de auteur terecht het vonnis van de rechtbank vernietigd en in een mooi arrest laten zien dat de uitlatingen en handelingen van de bezwaarde hangende de voorwaarde van groot belang kunnen zijn voor de vraag wat de omvang van het eigen en fideï-commissaire vermogen aan het eind van de rit zal zijn. Ter voorkoming van onduidelijkheden achteraf, zou de testateur in zijn testament ‘spelregels’ kunnen opnemen, bijvoorbeeld omtrent de toerekening van verteringen aan het fideï-commissaire (of eigen) vermogen en hoe het bewijs van een vertering ten laste van het fideï-commissaire vermogen geleverd kan worden. Ook zou een bewijsvermoeden opgenomen kunnen worden over wat er geldt als er geen boedelbeschrijving en jaarlijkse opgaven zijn opgesteld en – vaak na vele jaren – niet meer gereconstrueerd kan worden waaruit het fideï-commissaire (en eigen) vermogen bestond bij het overlijden van de insteller en/of bij het in vervulling gaan van de fideï-commissaire voorwaarde.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel FTV 2021/8.
Naar literatuur overzicht