Onwaardigheid: hoe voordelig is het zijn van executeur en bewindvoerder? (WPNR 2020/7294)
15-12-2020 | Categorie: Literatuur
Mr. M. de Vries
Op meerdere plaatsen in Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek ontzegt de wetgever bepaalde personen het recht om voordeel te verkrijgen uit een nalatenschap. Bij art. 4:3 BW vormen een vijftal uiteenlopende categorieën van misdragingen jegens de erflater daarvoor de aanleiding. De persoon in kwestie is hierdoor onwaardig om uit de nalatenschap voordeel te trekken. Niet in discussie is dat hieronder erfgenaamschap wordt verstaan alsmede dat de bepaling zich uitstrekt tot de legitimaris, legataris en lastbevoordeelde. Hetzelfde geldt voor de andere wettelijke rechten uit afdeling 4.3.2 BW. Uit de parlementaire geschiedenis volgt tevens dat het begrip voordeel ook het ouderlijk vruchtgenot omvat. Of het zijn van executeur en bewindvoerder hier ook door wordt bestreken, is minder duidelijk. In de literatuur lopen de meningen hierover uiteen en de wetsgeschiedenis geeft evenmin een pasklaar antwoord. In dit artikel betoogt de auteur aan de hand van de ratio van onwaardigheid, de wetsgeschiedenis en literatuur dat de functie van executeur en bewindvoerder een verboden voordeel oplevert in de zin van art. 4:3 BW.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel WPNR 2020/7294.
Naar literatuur overzicht