Conservatoir beslag voor een niet-opeisbare erfrechtelijke vordering (JBN 2020/48)
15-12-2020 | Categorie: Literatuur
Prof. mr. W. Breemhaar
Het Hof Den Haag heeft recentelijk een uitvoerig gemotiveerde beschikking gegeven in een appelgeding, waarin het ging om een verzocht verlof tot het leggen van conservatoir beslag door een kind van de erflaatster op een drietal onroerende zaken van de echtgenoot van de erflaatster voor een niet-opeisbare vordering van het kind op de echtgenoot uit de hoofde van de uiterste wil van de erflaatster.
Men hoede zich voor de gedachte dat erfrechtelijke vorderingen van de kinderen van een erflater jegens diens echtgenoot min of meer een papieren kwestie zijn of, anders gezegd, min of meer realiteitskarakter ontberen. Het was geenszins de bedoeling van de wetgever, zoals ook uit de wetsgeschiedenis blijkt, om van de vorderingen van kinderen uit hoofde van de wettelijke verdeling van afd. 4.3.1. BW inferieure vorderingen te maken.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel JBN 2020/48.
Naar literatuur overzicht