Is dubbele heffing van schenk- en erfbelasting dan toch aan de orde? (FBN 2020/48)
15-12-2020 | Categorie: Literatuur
Mr. dr. C.G. Dijkstra
Indien een schenking binnen 180 dagen voor het overlijden wordt gedaan, wordt deze schenking in beginsel als fictieve erfrechtelijke verkrijging in de heffing van erfbelasting betrokken. Er is dan over deze schenking zowel schenk- als erfbelasting verschuldigd. In zijn arrest van 3 april 2020 geeft de Hoge Raad aan op welke wijze voorkoming van dubbele belastingheffing kan plaatsvinden. Dit leidt tot gedeeltelijke dubbele heffing van schenk- en erfbelasting. De vraag is of de Hoge Raad gelet op de wettekst ook niet tot een andere uitkomst had kunnen komen.
Indien art. 12 SW van toepassing is, kan verrekening van de over de schenking geheven schenkbelasting plaatsvinden met toepassing van art. 7 lid 2 SW. Opnieuw heeft de Hoge Raad bevestigd dat de wettekst in die zin moet worden gelezen dat verrekening met toepassing van de evenredigheidsmethode dient plaats te vinden. Dit leidt (onder meer in de casus van Hoge Raad 3 april 2020) echter wel tot een hogere belastingheffing dan in het geval er sprake zou zijn geweest van een gewone schenking, dan wel het bedrag gewoon onderdeel zou hebben uitgemaakt van de nalatenschap. De fictiebepaling is zo verworden tot een boete op een slechte overlijdensplanning, waarvan bekend is dat de mens dat doorgaans niet in de hand heeft. Reden genoeg om wat de auteur betreft de wettekst van art. 7 SW spoedig aan te passen. Helaas lijkt de schenk- en erfbelasting in het Belastingplan 2021 geheel aan de aandacht ontsnapt. Misschien kan bij nota van wijziging ook deze omissie nog worden hersteld?
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel FBN 2020/48.
Naar literatuur overzicht