Verrekening en de vereffening van nalatenschappen (FTV 2020/26)
15-12-2020 | Categorie: Literatuur
Prof. mr. J.W.A. Biemans
Art. 4:217 lid 1 BW verklaart de bepalingen van de Faillissementswet inzake verrekening (art. 53 t/m 55 Fw) van overeenkomstige toepassing op de vereffening van nalatenschappen. Aan art. 4:217 lid 1 BW is in de literatuur tot dusverre weinig aandacht besteed, terwijl desbetreffende bepalingen van de Faillissementswet in het insolventierecht tot veel rechtspraak hebben geleid. Bij verrekening staat veel op het spel, omdat een beroep daarop aan de schuldeiser feitelijke voorrang verschaft. Om deze redenen wordt in dit artkel ingegaan op deze bepaling.
Na een plaatsbepaling van art. 4:217 BW wordt ingegaan op de vereisten voor verrekening, verrekening bij nalatenschappen en verrekening tijdens faillissement. Deze inzichten worden vervolgens toegepast op de verrekening tijdens de vereffening van nalatenschappen. Achtereenvolgens komen aan bod: de reikwijdte van art. 53 lid 1 Fw jo. art. 4:217 lid 1 BW, verrekening tijdens de vereffening van nalatenschappen en de verrekening van overgenomen schulden en vorderingen (art. 54 Fw jo. art. 4:217 lid 1 BW) in het bijzonder door banken.
De verrekening tijdens vereffening en de overeenkomstige toepassing van art. 53 en 54 Fw op grond van art. 4:217 lid 1 BW roepen diverse vragen op. Onder meer is ingegaan op de vraag of het equivalent van ‘faillissement’ in art. 53 lid 1 Fw het overlijden van de erflater (het openvallen van de nalatenschap) of het begin van de vereffening dient te zijn, en of het equivalent van ‘gefailleerde’ de erflater of de nalatenschap is. De antwoorden op beide vragen hangen nauw met elkaar samen. Degene die zowel schuldenaar als schuldeiser van de nalatenschap is dient zijn schuld met zijn vordering op de nalatenschap op grond van art. 53 lid 1 Fw jo. art. 4:217 lid 1 BW te kunnen verrekenen, indien beide zijn ontstaan vóór het begin van de vereffening van de nalatenschap of rechtstreeks voortvloeien uit een vóór de vereffening reeds bestaande rechtsverhouding met de nalatenschap. De verrekening van vereffeningskosten valt niet onder art. 53 lid 1 Fw jo. art. 4:217 lid 1 BW, maar is mogelijk op grond van art. 6:127 BW. Hetzelfde geldt voor de vereffenaar die wil verrekenen; hij kan zich op art. 6:127 e.v. BW beroepen. Uit art. 54 Fw jo. art. 4:217 lid 1 BW volgt onder meer dat een bank een vordering op de nalatenschap niet kan verrekenen met betalingen aan nalatenschap die in het zicht of tijdens de vereffening zijn binnengekomen op de rekening van de nalatenschap, aangezien dergelijke betalingen als het overnemen van een schuld in de zin van art. 54 Fw worden aangemerkt.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel FTV 2020/26.
Naar literatuur overzicht