WOZ-beschikking en erfgenamen (FBN 2020/31)
09-10-2020 | Categorie: Literatuur
Mr. J. Batterink
De waarde van in Nederland gelegen onroerende zaken wordt via de Wet WOZ op een uniforme wijze vastgesteld. Deze waardevaststelling wordt voor meerdere rijksbelastingen gehanteerd zoals bijvoorbeeld de inkomstenbelasting (eigenwoningforfait en box 3 waardering woningen) en de schenk- en erfbelasting bij de waardering van woningen.
De waardevaststelling geschiedt bij een voor bezwaar vatbare beschikking. De vraag is dan ook zeer relevant wie recht heeft op een dergelijke WOZ-beschikking en daarmee de formele mogelijkheid heeft te ageren tegen de vastgestelde waarde. Kan een erfgenaam een WOZ-beschikking ontvangen en daarmee tegen de vastgestelde waarde in bezwaar gaan om bijvoorbeeld de erfbelasting te kunnen verlagen? De Wet WOZ kent namelijk diverse typen WOZ-beschikkingen, die zijn terug te voeren op meerdere wetsartikelen binnen deze wet.
De artikelen 26 en 28 Wet WOZ lijken sterk op elkaar, maar hebben toch elk een eigen aanvliegroute. Voor de vraag of in een kalenderjaar nu een beroep moet worden gedaan op art. 26 of 28 Wet WOZ is de vraag relevant of een erfgenaam nieuwe genothebbende is geworden in dat jaar. Art. 26 Wet WOZ biedt bijvoorbeeld geen ingang indien reeds sprake is van mede-eigendom. In een dergelijke situatie biedt art. 28 Wet WOZ dan een ruime mogelijkheid om als erfgenaam alsnog een eigen rechtsingang te hebben bij de discussie over de waarde van een woning. Iedere individuele erfgenaam is daarbij niet afhankelijk van de keuze van een ander.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel FBN 2020/31.
Naar literatuur overzicht