De Successiewet: een tijdstipbelasting met ‘tijdvak-trekjes’ (FTV 2020/12)
09-07-2020 | Categorie: Literatuur
Prof. mr. N.C.G. Gubbels
De Successiewet is een tijdstipbelasting. De schenking of het overlijden is het belastbare feit dat aanleiding geeft tot de heffing van schenk- respectievelijk erfbelasting. De in art. 27 en 28 SW opgenomen bepalingen op grond waarvan bepaalde schenkingen die worden gedaan binnen één kalenderjaar worden samengevoegd, doet daaraan niet af. De bepalingen beogen te voorkomen dat schenkbelasting wordt bespaard door schenkingen binnen een kalenderjaar te splitsen. Dat de artikelen beogen te voorkomen dat schenkbelasting wordt bespaard, roept de vraag op of de art. 27 en 28 SW er ook toe kunnen leiden dat er minder schenkbelasting is verschuldigd. De auteur werkt deze vraag uit aan de hand van een casus waarin de vrijstelling voor ondernemingsvermogen (BOR) een rol speelt bij een eerste gift waarna in hetzelfde jaar een tweede gift van niet-ondernemingsvermogen volgt. In die situatie rijst de vraag of de vrijstelling die voortvloeit uit de eerste gift, ertoe kan leiden dat over de tweede schenking in hetzelfde kalenderjaar geen schenkbelasting is verschuldigd. Op grond van de tekst van beide bepalingen volgens de auteur wel. Ook de plaats van beide bepalingen wijst erop dat dit mogelijk is. Voor de toepassing van het tarief én de vrijstellingen worden de schenkingen samengevoegd. Zou het dan nog iets uitmaken dat de BOR-vrijstelling een zogenoemde ‘objectvrijstelling’ is? Samenvoeging van de schenkingen vindt dan alleen plaats voor het tarief en de vrijstellingen die niet toerekenbaar zijn aan een specifiek vermogensbestanddeel (de zogenoemde ‘subjectgebonden’ vrijstellingen). De tekst van de samenvoegingsbepalingen en de plaats daarvan in de wet wijzen echter op het tegenovergestelde. Daarbij kan nog worden opgemerkt dat het standpunt dat de bedrijfsopvolgingsvrijstelling ook moet worden toegepast op de tweede gift binnen het kalenderjaar, voortvloeit uit het karakter van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten. Door de bepaling dat met de tegenprestatie geen rekening wordt gehouden, is de potentiële vrijstelling hoger dan de verkrijging van het ondernemingsvermogen. Ook bij overlijden is dit een bekend fenomeen.
De tijdvakbenadering is de uitzondering die naar de mening van de auteur zo beperkt mogelijk moet worden toegepast. De tijdvakbenadering leidt namelijk per definitie tot een grillige uitwerking als de kalenderjaargrens wordt overschreden.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel FTV 2020/12.
Naar literatuur overzicht