De fictie van art. 12 SW 1956: alleen een fictieve erfrechtelijke verkrijging of ook een fictieve schenking? (Estate Planner Digitaal 2020/5)
19-06-2020 | Categorie: Literatuur
Mr. M.M.J. Schuurman-van Nifterik
Op 30 januari 2020 heeft Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan over de toepassing van art. 12 SW in een bijzondere situatie: de in gemeenschap van goederen gehuwde overledene wist niets van de schenking die binnen 180 dagen voor haar overlijden door haar echtgenoot was gedaan aan de kinderen. De rechtbank is van oordeel dat, hoewel de overledene niet van deze schenking op de hoogte was, toch de helft van deze schenking op grond van art. 12 SW als fictieve erfrechtelijke verkrijging bij haar erfgenamen in aanmerking moet worden genomen. In dit artikel gaat de auteur in op deze uitspraak en de motivering van de rechtbank. Als de overledene geen partij was bij de schenking, kan deze naar de mening van de auteur niet aan de overledene worden toegerekend. Zelfs niet als de schenking ten laste is gekomen van de huwelijksgemeenschap. Als dat wel de bedoeling is van de wetgever, zou art. 12 SW aangepast moeten worden.
Het online vakblad Estate Planner Digitaal verschijnt zes maal per jaar en bevat artikelen over actuele onderwerpen op het gebied van estate planning.
Naar literatuur overzicht