Afkoop van een erfrechtelijke niet-opeisbare vordering: tot welk bedrag (FBN 2020/23)
08-06-2020 | Categorie: Literatuur
Mr. L.E. Welkers en mr. R.D. de Jong
Op diverse manieren kan krachtens erfrecht een schuldverhouding ontstaan, waarbij een schuldeiser een niet-opeisbare vordering verkrijgt op een schuldenaar. Denk bijvoorbeeld aan de vordering van een kind op de langstlevende ouder ontstaan door een wettelijke verdeling. De niet-opeisbaarheid van een vordering door de schuldeiser, betekent niet dat het de schuldenaar niet vrij staat om de niet-opeisbare schuld vroegtijdig (gedeeltelijk) af te lossen, met dien verstande dat in het voorkomende geval door de schuldenaar aan de schuldeiser een redelijke termijn moet worden gesteld waarbinnen nog een beroep op een wilsrecht kan worden gedaan. Het ogenschijnlijk eenvoudige verzoek om deze aflossing te begeleiden, kan de professionele dienstverlener die het dossier op zijn bureau krijgt heel wat hoofdbrekens kosten. In de praktijk roept dit onderwerp vaak de nodige vragen op.
De auteurs beogen met dit artikel een overzicht te geven van de actuele stand van zaken, waarbij onder meer aandacht is voor de vraag wanneer de aflossing van de niet-opeisbare vordering leidt tot een belastbare schenking en hoe de contante waarde van (nog) een niet-opeisbare vordering kan worden bepaald. Het is van belang om aan de hand van alle feiten en omstandigheden van de desbetreffende casus te bepalen tegen welke waarde de bloot eigendom van de vordering kan worden afgekocht zonder in de schenkingssfeer terecht te komen. Hiervoor is van belang dat afkoop geschiedt tegen de contante waarde van de vordering, welke waarde doorgaans lager ligt dan de nominale waarde van de vordering. De factoren die over het algemeen het zwaarst zullen wegen bij de waardering van een erfrechtelijke niet-opeisbare vordering zijn de rente, de regels omtrent de opeisbaarheid en de verwachte tijdsduur totdat de vordering opeisbaar wordt.
Daarnaast pogen de auteurs antwoord te vinden op de veel gestelde vraag: op basis waarvan bepaalt men de toepasselijke marktrente? Om te bepalen welke invloed de rentevergoeding, of het ontbreken daarvan, heeft op de waarde van de vordering, kan deze rentevergoeding worden vergeleken met de geldende marktrente. Op welk rentepercentage deze marktrente moet worden gesteld, bestaat echter geen eenduidig antwoord.
Het is voorts aanbevelenswaardig in de vaststellingsovereenkomst tussen schuldenaar en schuldeiser een glijclausule op te nemen. Mits de contante waarde op redelijke en verdedigbare gronden is vastgesteld is er sprake van een pleitbaar standpunt en zal bij de afkoop niet snel een belastbare schenking worden geconstateerd.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel FBN 2020/23.
Naar literatuur overzicht