Ik-grootouder (NTFRB 2020/16)
08-06-2020 | Categorie: Literatuur
Mr. M. de L. Monteiro
Art. 10 SW is een fictiebepaling die ziet op gevallen waarin een toekomstige erflater tijdens leven vermogen heeft overgedragen aan een hoofdgerechtigde en zich over dat vermogen het vruchtgebruik heeft voorbehouden. De ‘artikel-10-alarmbellen’ moeten onder andere gaan rinkelen als in een overlijdensgeval een zogenoemd ik-grootouder-testament aan de orde is. Met een ik-grootouder-testament beoogt de testateur, door gebruikmaking van het verschil in erfbelastingtarieven tussen kinderen en kleinkinderen, een erfbelastingbesparing te realiseren. De successierechtelijke gevolgen van ik-grootouder-testamenten waren lange tijd onzeker. Daar is door rechtspraak van de Hoge Raad enige verduidelijking in gekomen, maar een algemeen helder beeld is er (nog) niet.
De conclusie uit het arrest van 22 november 2019 is helder. Als een erflater een onvoorwaardelijke vordering aan A heeft toegekend ten laste van B, waarbij de opeisbaarheid is uitgesteld, is op het moment van overlijden van B art. 10 lid 1 SW niet van toepassing. Wel is dan art. 10 lid 9 SW eventueel aan de orde. Onduidelijk is de toepassing van art. 10 SW indien sprake is van een lastbepaling en niet van een legaat. De heersende leer gaat er thans van uit dat dan de gehele nominale vordering fictief belast is.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel NTFRB 2020/16.
Naar literatuur overzicht