Testamentaire vertegenwoordiging en de gevolgen van testamentaire vertegenwoordiging voor de verboden beschikkingen (WPNR 2020/7267)
08-06-2020 | Categorie: Literatuur
Mr. H.J. de Jonge
Art. 4:42 lid 3 BW bepaalt dat een uiterste wilsbeschikking alleen bij uiterste wil en slechts door de erflater persoonlijk kan worden gemaakt en herroepen. De uiterste wilsbeschikking is een hoogstpersoonlijke rechtshandeling. Volgens de heersende leer heeft het hoogstpersoonlijke karakter tot gevolg dat geen vertegenwoordiging bij het verrichten van de rechtshandeling is toegestaan. De testateur wordt in deze zin in zijn testeervrijheid beperkt. Desondanks is testamentaire vertegenwoordiging een fenomeen dat dichterbij komt. De mens wordt immers steeds ouder. Door het ouder worden van de bevolking en de vergrijzing zullen steeds meer mensen lijden aan dementie. Het vertegenwoordigingsvraagstuk wordt daarmee steeds belangrijker, zodat testamentair ingegrepen kan worden indien de testateur zelf niet meer in staat is om te testeren.
In dit artikel gaat de auteur in zijn algemeenheid in op testamentaire vertegenwoordiging en op ‘alternatieven’ daarvoor, te weten: vernietiging van een (nog niet in werking getreden) uiterste wilsbeschikking respectievelijk wijziging van een uiterste wil door de rechter. Vervolgens geeft hij een denkrichting aan de vraag hoe een stelsel van testamentaire vertegenwoordiging gestalte kan krijgen. Daarna gaat de auteur zijdelings in op de gevolgen van testamentaire vertegenwoordiging voor de zogenoemde verboden beschikkingen. Uitgangspunt in dit artikel is vertegenwoordiging door een vertegenwoordiger die de aspirant-erflater zelf heeft benoemd (krachtens volmacht).
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel WPNR 2020/7267.
Naar literatuur overzicht