Reactie op en Naschrift bij Enkele opmerkingen over voorwaardelijke huwelijksvermogensregimes en voorwaardelijke in-/uitsluitingsclausules in WPNR 2019/7247 (WPNR 2020/7265)
16-05-2020 | Categorie: Literatuur
Mr. dr. R.E. Brinkman en prof. mr. W.G. Huijgen
Sinds 1992 is het in beginsel mogelijk om rechtshandelingen, dus ook huwelijkse voorwaarden, voorwaardelijk te verrichten. Hoewel de gevolgen daarvan bijzonder complex kunnen zijn, zijn volgens Brinkman de voorwaardelijke gemeenschap van goederen en ook de goederenrechtelijk werkende voorwaardelijke uitsluitingsclausule mogelijk. In zijn reactie heeft Brinkman getracht met name de gevolgen daarvan voor schuldeisers in beeld te brengen. Zijns inziens leiden enerzijds het bestaan van voorwaardelijke gerechtigdheden in onderscheiden vermogens, aldus het oordeel van de Hoge Raad in zijn arrest van 3 juni 2016, en anderzijds de drie vermogens die bij een gemeenschap van goederen kunnen spelen, tot de conclusie dat ook goederen en schulden voorwaardelijk tot meer dan één vermogen kunnen behoren (bijvoorbeeld tot zowel het privé- als gemeenschapsvermogen). Hoewel praktisch ingewikkeld en hier en daar nog vragen oproepend, heeft Brinkman nog geen steekhoudende tegenargumenten gehoord.
Hetgeen Huijgen in de reactie van Brinkman direct opvalt, is dat Brinkman op geen enkel door Huijgen besproken argument dat pleit tegen de mogelijkheid van voorwaardelijke huwelijksvermogensregimes, en voorwaardelijke in-/uitsluitingsclausules ingaat. Huijgen beargumenteert aan de hand van 5 punten de reactie van Brinkman.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel WPNR 2020/7265.
Naar literatuur overzicht