De aanvaarding namens personae miserabiles van een making, waaraan lasten of voorwaarden zijn verbonden (WPNR 2019/7263)
26-02-2020 | Categorie: Literatuur
Mr. I. Breemhaar en mr. dr. R.E. Brinkman
De nalatenschap die toekomt aan een erfgenaam die wettelijk vertegenwoordigd wordt (de minderjarige of curandus, ook wel ‘personae miserabiles’ genoemd), geldt krachtens art. 4:193 lid 2 eerste zin BW als beneficiair aanvaard, indien de wettelijke vertegenwoordiger de in art. 4:193 lid 1 BW omschreven termijn, die geldt voor het uitoefenen van het keuzerecht van de erfgenaam (beneficiair aanvaarden of verwerpen), (onbenut) heeft laten verlopen.
Op grond van art. 1:345 lid 1 sub c BW behoeft de wettelijk vertegenwoordiger de machtiging van de kantonrechter om een making of gift, waaraan lasten of voorwaarden zijn verbonden, aan te nemen. De rechtsvraag die in dit artikel centraal staat is of vereiste machtiging van art. 1:345 lid 1 sub c BW zich verdraagt met de automatische beneficiaire aanvaarding van art. 4:193 lid 2 eerste zin BW. Hoewel dit op het eerste gezicht niet met elkaar lijkt te rijmen, wordt dat anders als men met de auteurs ervan uitgaat dat het woord making in art. 1:345 lid 1 sub c BW slechts ‘legaat’ en niet ‘erfstelling en legaat’ betekent.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel WPNR 2019/7263.
Naar literatuur overzicht