Is de Nederlandse notaris gebonden aan de bevoegdheidsregels van de Europese Erfrechtverordening bij de afgifte van een nationale verklaring van erfrecht? (JBN 2020/22)
13-05-2020 | Categorie: Literatuur
Mr. B.F.P. Lhoëst
In bijna alle lidstaten van de Europese Unie gelden de regels van de Erfrechtverordening ten aanzien van nalatenschappen die openvallen op of na 17 augustus 2015. Met de invoering van de Erfrechtverordening is ook de Europese Verklaring van Erfrecht ingevoerd. Met dit instrument kunnen erfgenamen, rechtstreeks tot de nalatenschap gerechtigde legatarissen, executeurs-testamentairs en beheerders bij ‘internationale’ nalatenschappen eenvoudig hun rechtspositie aantonen in een andere lidstaat. Het gebruik van de Europese Erfrechtverklaring is echter niet verplicht, en komt evenmin in de plaats van nationale erfrechtverklaringen (art. 62 lid 2 en 3 EEV). De autoriteiten (rechters, notarissen) die een Europese Erfrechtverklaring afgeven zijn ingevolge art. 64 EEV gebonden aan de bevoegdheidsregels van Hoofdstuk II EEV. De hoofdregel is dat de autoriteit van de laatste gewone verblijfsplaats van de erflater bevoegd is om een Europese Erfrechtverklaring af te geven (art. 4 EEV). Aanvullende bevoegdheidsregels worden gegeven in art. 7 (rechtskeuze), art. 10 (subsidiaire bevoegdheid) en art. 11 (‘forum necessitatis’).
In twee uitspraken van HvJ EU kwam de vraag op of de rechters en notarissen ook aan de bevoegdheidsregels van de EEV gebonden zijn indien zij een nationale verklaring van erfrecht afgeven. Uit deze twee uitspraken leidt de auteur het navolgende af omtrent de bevoegdheid van rechters en notarissen tot afgifte van een nationale verklaring van erfrecht:
- indien een gerecht een nationale verklaring van erfrecht afgeeft dan dient dit gerecht zich te houden aan de bevoegdheidsregels van de EEV, ongeacht of de procedure nu een contentieuze of een niet-contentieuze procedure is
- als de notaris te beschouwen is als ‘gerecht’ of onder toezicht van een gerecht gerechtelijke taken uitoefent, dan moet deze notaris eveneens de bevoegdheidsregels van de EEV volgen bij het afgeven van een nationale verklaring van erfrecht
- als de notaris niet te beschouwen is als ‘gerecht’, is hij niet gebonden aan de bevoegdheidsregels van de EEV. Hij kan dan nationale verklaringen van erfrecht afgeven, ook wanneer hij geen bevoegdheid heeft om ten aanzien van die nalatenschap een Europese verklaring van erfrecht af te geven
- de notaris is niet te beschouwen als ‘gerecht’ als hij slechts een nationale erfrechtverklaring kan afgeven op verzoek van de belanghebbenden en – anders dan de rechter – niet beslissingsbevoegd is ingeval van onenigheid tussen partijen.
Er is momenteel nog een Litouwse zaak aanhangig bij het HvJ EU waarin expliciet gevraagd wordt of de notaris, ook indien hij geen ‘gerecht’ is in de zin van art. 3 lid 2 EEV, gebonden is aan de bevoegdheidsregels van de EEV. De advocaat-generaal onderschrijft in zijn conclusie expliciet dat een notaris die niet kan worden aangemerkt als een ‘gerecht’, niet onderworpen is aan de bevoegdheidsregels van de EEV. Het is te hopen dat het HvJ EU de advocaat-generaal in deze volgt en definitief een einde maakt aan de discussie over de vraag of notarissen zoals de Nederlandse notaris, bij het afgeven van een nationale verklaring van erfrecht gebonden zijn aan de bevoegdheidsregels van de EEV.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel JBN 2020/22.
Naar literatuur overzicht