Nietigverklaring van een testament vóór het overlijden van een testatrice (JBN 2020/4)
13-05-2020 | Categorie: Literatuur
Mr. H.J. de Jonge
Een uiterste wil treedt in werking op het moment van overlijden. Tot die tijd kan de testateur zijn testament steeds eenzijdig herroepen, mits hij daartoe voldoende wilsbekwaam is. Tijdens leven heeft een testament dan ook geen enkele werking. Desondanks wordt wel eens geprobeerd om een uiterste wil reeds tijdens leven nietig te verklaren. In deze bijdrage becommentarieert de auteur de uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 3 juli 2019, waarin een verzoek tot nietigverklaring van een testament vóór het overlijden van de testatrice werd gehonoreerd. Een uitspraak waarin een verzoek tot nietigverklaring van een testament van een nog levende testateur is gehonoreerd, is nog niet eerder gedaan. In enkele vergelijkbare andere zaken is de vordering daartoe telkens afgewezen.
Voor het tijdens leven aantasten van een onder invloed van een wilsgebrek tot stand gekomen uiterste wil biedt noch de wet noch de rechtspraak een mogelijkheid. Het uitgangspunt is derhalve dat vernietiging van een uiterste wilsbeschikking pas na het overlijden van de testateur kan worden gevorderd. Wordt het verzoek tijdens het leven van de testateur ingediend, dan dient de eiser niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering. De rechtbank baseert desondanks het oordeel dat het testament van januari 2016 nietig is op art. 3:34 BW.
De nietigverklaring heeft alleen ten doel een onrechtvaardige uiterste wil teniet te doen. Nietigverklaring van een uiterste wil heeft derhalve niet per se tot gevolg dat de vererving daarna in overeenstemming met de (vermoedelijke) wil van de erflater zal zijn.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel JBN 2020/4.
Naar literatuur overzicht