Bedrijfsopvolging en de etikettering van vastgoed (FBN 2020/4)
13-05-2020 | Categorie: Literatuur
Dr. A. Rozendal
Het leerstuk van de vermogensetikettering is relevant in situaties waarin voor fiscale doeleinden een onderscheid wordt gemaakt tussen de ondernemingssfeer en de beleggingssfeer, zoals bij het onderscheid tussen box 1 en box 3. Dit onderscheid is ook van belang bij een schenking of vererving van aanmerkelijkbelangaandelen waar het de toepassing betreft van de doorschuiffaciliteit in de Wet IB 2001 en de bedrijfsopvolgingsregelin in de SW. Sinds de doorkijkarresten van 30 november 2018 is het leerstuk van de vermogensetikettering ook van belang voor de bedrijfsopvolgingsvrijstelling in de overdrachtsbelasting. In dit artikel gaat de auteur in op de toepassing van vermogensetiketteringsregels in het kader van deze faciliteiten, waarbij de nadruk zal komen te liggen op vermogensetikettering van onroerende zaken.
In geval van een schenking of vererving van aandelen in vastgoedvennootschappen spelen de regels van de vermogensetikettering een belangrijke rol. Naar de mening van de auteur is het onder omstandigheden mogelijk dat verhuurde onroerende zaken ook als ondernemingsvermogen geëtiketteerd kunnen worden indien de verhuuractiviteit op zichzelf beschouwd niet als het drijven van een onderneming kwalificeert. Daarvoor is wel vereist dat de betreffende vennootschap een onderneming drijft, bijvoorbeeld in de vorm van projectontwikkeling. Ook moet rekening worden gehouden met de etikettering van schulden. Deze etikettering kan van grote invloed zijn op de mate waarin de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten daadwerkelijk kunnen worden benut.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel FBN 2020/4.
Naar literatuur overzicht