Preferente aandelen en bedrijfsopvolgingsfaciliteiten: de stand van zaken (FBN 2019/56)
28-11-2019 | Categorie: Literatuur
Mr. dr. M.J. Hoogeveen
Preferente aandelen zijn met ingang van 1 januari 2010 in beginsel uitgezonderd van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten, tenzij sprake is van een gefaseerde bedrijfsopvolging. Het gevolg is dat preferente aandelen alleen kwalificeren indien zij aan de daartoe gestelde extra voorwaarden voldoen. Deze bijdrage geeft een overzicht van de stand van zaken over de toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in geval van preferente aandelen. Getoetst wordt of de wetgever met de gestelde voorwaarden zijn doelstelling om een gefaseerde bedrijfsopvolging te faciliëren bereikt.
De wetgever beschouwt een preferente aandeelhouder voor de toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten als een kapitaalverschaffer en een kapitaalverschaffer is geen overdragende ondernemer en geen bedrijfsopvolger in de zin van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten. De auteur acht het uitsluiten van de preferente aandeelhouder van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten vanuit de doelstelling van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten dan ook juist. Ook is het met deze doelstelling in overeenstemming dat de wetgever een uitzondering maakt voor de gefaseerde bedrijfsopvolging. De uiteindelijke verkrijging van de preferente aandelen door de opvolger is het sluitstuk van de eerder bij de omzetting ingezette bedrijfsopvolging. Het is deze vorm die de wetgever voor ogen heeft gestaan bij het formuleren van de voorwaarden waaraan preferente aandelen moeten voldoen voor de toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten.
Kort bespreekt de auteur op de situatie dat een aandeelhouder naast een aanmerkelijk belang van gewone aandelen ook nog preferente aandelen houdt. De aandeelhouder is dan eigenlijk ondernemer ten aanzien van het volledige pakket (subjectbenadering). Bij schenking of vererving van zowel de gewone aandelen als de prefs zouden de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten op alle aandelen van toepassing moeten zijn, mits de aandelen ‘bij elkaar blijven’.
Het is echter de vraag of de wetgever met de gestelde voorwaarden er in is geslaagd om alleen en iedere gefaseerde bedrijfsopvolging met preferente aandelen te faciliëren. Er zijn gevallen die niet kwalificeren omdat nu eenmaal niet aan de daartoe gestelde voorwaarden wordt voldaan, terwijl in economische zin wel sprake is van een gefaseerde bedrijfsopvolging en omgekeerd. De voorwaarden die daartoe zijn gesteld, bereiken echter niet steeds dat enkel en alleen die situatie wordt gefacilieerd. In dit artikel doet de auteur enkele aanbevelingen die er toe leiden dat meer recht wordt gedaan aan de doelstelling van de wetgever.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels de link het complete artikel raadplegen: artikel FBN 2019/56.
Naar literatuur overzicht