Holle frasen mogen niet leiden tot uitholling van de legitieme portie! (FTV 2019/9)
22-10-2019 | Categorie: Literatuur
Mr. dr. R.E. Brinkman en mr. J.M. van Anken
In dit artikel wordt de omvang van de legitieme portie onder de loep genomen als de opeisbaarheid van een legaat is uitgesteld om bedrijfseconomische redenen. Het gaat dan om het zogenoemde ‘bedrijfsopvolgingslegaat’. In art. 4:74 BW staat dat de contante waarde van een aan een legitimaris gemaakt legaat van een in termijnen te betalen geldsom ook bij verwerping in mindering van zijn legitieme portie komt, indien in de uiterste wil is vermeld dat zonder deze beschikking de voortzetting van een beroep of bedrijf van de erflater in ernstige mate zou worden bemoeilijkt. Ook wordt de omvang van de legitieme portie besproken als de making onder bewind is gesteld. In art. 4:75 BW is opgenomen dat de waarde van hetgeen een legitimaris krachtens erfrecht onder bewind kan verkrijgen, ook bij verwerping in mindering van zijn legitieme portie komt, indien het bewind is ingesteld op de in de uiterste wil vermelde grond:
- dat de legitimaris ongeschikt of onmachtig is in het beheer te voorzien, of
- dat zonder bewind de goederen hoofdzakelijk diens schuldeisers zouden ten goede komen.
De moeilijk leesbare art. 4:74 BW en art. 4:75 BW roepen de nodige vragen op. De belangrijkste vraag die opkomt en die wordt beantwoord, is of de legitimaris die verwerpt alsnog de ‘grond’ kan betwisten. Onduidelijk is namelijk of art. 4:74 BW en art. 4:75 BW zijn geschreven met het oog op de verwerpings-legitieme, de aanvullende legitieme of allebei.
Onder een bedrijfsopvolgingslegaat verstaan de auteurs een legaat van een in termijnen te betalen geldsom, waarbij in de uiterste wil is vermeld dat zonder deze beschikking de voortzetting van het beroep of bedrijf van de erflater in ernstige mate zou worden bemoeilijkt. De auteurs bespreken de gevolgen als de legitimaris een bedrijfsopvolgingslegaat aanvaardt of verwerpt. Als de legitimaris die een bedrijfsopvolgingslegaat heeft verkregen nog kan kiezen, doet hij er verstandig aan het legaat niet te verwerpen, omdat hij na aanvaarding alsnog een kans heeft om directe uitkering van het legaat te eisen. Het is onzeker of de legitimaris na verwerping van het bedrijfsopvolgingslegaat nog uitbetaling kan verlangen van de contante waarde als de gestelde grond onjuist is. Wil de legataris onzekerheid voorkomen, dan aanvaardt hij het bedrijfsopvolgingslegaat, waarna hij de opgegeven gronden betwist.
Onder een ‘bewindsverkrijging’ verstaan de auteurs een making die onder bewind is gesteld, met vermelding van een van de in art. 4:75 BW vermelde gronden. De auteurs bespreken de gevolgen als de legitimaris een bewindsverkrijging aanvaardt of verwerpt. Als de legitimaris aan wie een bewindsverkrijging wordt vermaakt nog kan kiezen, doet hij er verstandig aan de making niet te verwerpen, omdat hij na aanvaarding alsnog een kans heeft om directe uitkering van een bedrag ter grootte van zijn legitieme te eisen. Er is een gerede kans aanwezig dat de legitimaris na verwerping van de bewindsverkrijging slechts een verminderde of zelfs geen legitieme kan verlangen, ondanks de onjuistheid van de grond waarop het bewind is ingesteld. Wil de legataris onzekerheid voorkomen, dan aanvaardt hij de bewindsverkrijging.
Het enkele gebruik van een holle frase, de grond die is aangevoerd om het inferieure karakter van de making te rechtvaardigen, zou niet mogen leiden tot uitholling van de rechten van de legitimaris. Om inbreuk te maken op de legitieme dient het daartoe aangevoerde argument niet slechts in het testament te zijn opgenomen, maar daarin terecht te zijn opgenomen. De mogelijkheid om de geldigheid van de grond aan te vechten voorbehouden aan de legitimaris die aanvaardt verhoudt zich slecht met het wettelijk stelsel.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels onderstaande link het complete artikel raadplegen: artikel FTV 2019/9.
Naar literatuur overzicht