Oudedagsverplichting en anbi als enig erfgenaam (FBN 2019/45)
27-09-2019 | Categorie: Literatuur
Mr. Dr. C. Bruijsten
Een dga kan ervoor kiezen om zijn gehele vermogen na te laten aan een goededoelenstichting. Het is raadzaam om vooraf goed naar de fiscale gevolgen te kijken. Als in de bv een oudedagsverplichting zit, zijn de fiscale gevolgen niet op voorhand duidelijk. In deze bijdrage bespreekt de auteur de situatie van een dga die voor de inkomstenbelasting een aanmerkelijk belang in zijn bv heeft. Zoals zo veel dga’s, heeft hij zijn in de bv opgebouwde pensioen deels geruisloos afgestempeld en deels omgezet in een oudedagsverplichting. Tegenover de oudedagsverplichting staan voldoende beleggingen. De bv drijft geen onderneming.
In zijn testament heeft de dga één erfgenaam aangewezen: een goededoelenstichting. Deze stichting kwalificeert als algemeen nut beogende instelling (anbi) in de zin van art. 5b AWR. Wat zijn de fiscale gevolgen van het overlijden van de dga? In het artikel worden de volgende vragen uitgewerkt:
- Wordt de bv bevrijd van haar verplichting?
- Wat zijn de gevolgen voor de dga voor de inkomstenbelasting?
- Wat zijn de gevolgen voor de bv voor de vennootschapsbelasting?
- Wat zijn de gevolgen voor de anbi voor de erfbelasting?
Uit het artikel blijkt dat als de dga overlijdt, dit de volgende fiscale gevolgen heeft:
- belastingheffing in box 1 (en voorheffing in de loonbelasting) over de aanspraak uit hoofde van de oudedagsverplichting;
- revisierente over de aanspraak uit hoofde van de oudedagsverplichting;
- belastingheffing in box 2 over de fictieve vervreemding van de aandelen;
- vrijvalwinst bij de bv indien de bv wordt geacht te zijn bevrijd van haar oudedagsverplichting.
De fiscale gevolgen zijn voor een belangrijk deel afhankelijk van de vraag of de bv al dan niet bevrijd wordt van haar oudedagsverplichting. Het is thans niet duidelijk of de bv in dit geval wordt bevrijd van haar verplichting. Of dat het geval is, hangt mede af van hetgeen de dga en zijn bv overeengekomen zijn bij de omzetting van het pensioen in de oudedagsverplichting. Indien uit de overeenkomst niet met zo veel woorden blijkt dat de aanspraak alleen terecht kan komen bij een op grond van art. 38p Wet LB kwalificerende gerechtigde, kan pleitbaar worden betoogd dat de oudedagsverplichting niet vrijvalt. Maar discussie op dit punt blijft mogelijk.
Stel dat de oudedagsverplichting wel vrijvalt. Na alle belastingen blijft er dan niet zoveel meer over voor de anbi.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels onderstaande link het complete artikel raadplegen: artikel FBN 2019/45.
Naar literatuur overzicht